Uitkering ongevallenverzekering niet aangemerkt als loon

Op 25 maart 2022 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak waarbij de vraag was of een letselschadevergoeding als loon kan worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat immateriële schadevergoedingen niet zomaar als loon kunnen worden aangemerkt.

Ongeval werknemer en ongevallenverzekering

In deze zaak betrof het een vrijwilliger bij de brandweer die bij zijn werkzaamheden betrokken was geraakt bij een ongeval waaraan hij blijvend letsel aan overhield. De ongevallenverzekering van de werkgever van de brandweerman keert een vergoeding uit bij blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval. De verzekeraar keerde een letselschadevergoeding van om en nabij €32.000 uit voor het ongeval. Deze vergoeding was vervolgens onder inhouding van loonheffing uitbetaald aan de brandweerman. Het was hier de vraag of de loonheffingen terecht waren ingehouden.

Vergoeding letselschade aan te merken als loon?

Tot 25 maart 2022 bestond de hoofdregel dat wanneer een werkgever in verband met diens aansprakelijkheid voor een door zijn werknemer overkomen ongeval schadevergoedingen betaalt, deze vergoedingen in beginsel niet zozeer hun grond vinden in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moeten worden aangemerkt. De uitzondering, met zijn grondslag in een arrest uit 1983, daarop was van toepassing wanneer de verplichting voor het betalen van schadevergoeding direct volgt uit een rechtspositionele regeling, zoals een arbeidsrechtelijke bepaling waarin is opgenomen dat de werkgever voor de werknemer een ongevallenverzekering afsluit. Dan werd als uitzondering op de hoofdregel de vergoeding wel als loon aangemerkt.

Hoge Raad op 25 maart 2022

Op 25 maart slaat de Hoge Raad echter een andere weg in. De Hoge Raad komt in deze zaak tot de conclusie dat de uitzondering zoals hierboven genoemd, onjuist is. De Hoge Raad oordeelt dat in 1983 niet zou zijn bedoeld dat schadevergoedingen die uit een arbeidsovereenkomst voortvloeien altijd als loon kunnen worden aangemerkt, maar dat een uitzondering kan worden gemaakt als een werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit de aansprakelijkheid voortvloeit.

Dit houdt in dat de vergoeding die hoger is dan de vergoeding waartoe de werkgever op basis van het civiele recht is gehouden, loon kan vormen. Echter vloeit die hogere vergoeding dan niet voort uit de civiele aansprakelijkheid van de werkgever, maar kan deze het gevolg zijn van de dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer, op grond waarvan er bijvoorbeeld een ongevallenverzekering is gesloten.

Als er geen sprake is van een hogere vergoeding dan er zou zijn op grond van het civiele aansprakelijkheidsrecht, zorgt vastlegging in de arbeidsovereenkomst niet voor een verandering in de rechten die de werknemer als gevolg van het ongeval heeft, zo oordeelt de Hoge Raad. Er is dan geen reden om die vergoeding anders te regelen dan wanneer dit niet in de arbeidsovereenkomst is geregeld en dus slechts op basis van het civiele recht een schadevergoeding van de werkgever kan eisen.

De Hoge Raad oordeelt:

In het door het Hof aangehaalde arrest van 29 juni 1983 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat door een werkgever in verband met diens aansprakelijkheid voor een aan zijn werknemer overkomen ongeval betaalde vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht – behoudens bijzondere omstandigheden, zoals bepaalde afspraken in de arbeidsovereenkomst – niet zo zeer hun grond vinden in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moeten worden aangemerkt.

Met de woorden “zoals bepaalde afspraken in de arbeidsovereenkomst” heeft de Hoge Raad tot uitdrukking gebracht dat op de hoofdregel – vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht worden niet als loon aangemerkt – een uitzondering kan worden gemaakt indien en voor zover de werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit.

Wanneer de werkgever niet zo’n hogere vergoeding aan die erkenning verbindt, brengt de vastlegging in de arbeidsovereenkomst materieel geen verandering in de rechten die de werknemer als gevolg van het ongeval heeft. Dan is er ook geen reden om over de belastbaarheid van de vergoeding anders te oordelen dan in het geval van de werknemer ten aanzien van wie in de arbeidsovereenkomst niets is geregeld omtrent een vergoeding als hiervoor bedoeld. Indien bij of krachtens de arbeidsovereenkomst geen hogere vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht zijn voorzien dan bepaald worden door de op de werkgever rustende aansprakelijkheid, doet de uitzondering op de hoofdregel zich daarom niet voor.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad van 25 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:444.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

voorkant gebouw hoge raad
Menu