Kan een werkgever met succes stellen dat een werknemer na een bedrijfsongeval te laat heeft geklaagd daarover? Is de klachtplicht uit artikel 6:89 BW van toepassing op de arbeidsrelatie?
De rechtbank Midden-Nederland heeft hierover geoordeeld op 21 januari 2020.
Uitzendkracht loopt letselschade op tijdens zijn werk
Een man is via een uitzendbureau aan het werk bij een logistieke dienstverlener ((materiële) werkgever). Hij werkt in een magazijn. Er moesten goederen worden klaargezet voor vervoer en vrachtwagens moesten worden in- en uitgeladen.
Tijdens een nachtdienst loopt de man letsel op doordat de laadklep van de transportbus tegen zijn rechter scheenbeen is gekomen. Daarna heeft de man niet meer gewerkt bij de werkgever. Er zijn complicaties ontstaan waardoor een spier in het onderbeen operatief verwijderd moest worden. De man ontvangt inmiddels in verband met de hierdoor ontstane beperkingen een uitkering.
Aansprakelijkstelling
Pas twee jaar later stelt de man de werkgever aansprakelijk voor de gevolgen van het bedrijfsongeval. De werkgever (en de aansprakelijkheidsverzekeraar) wijzen aansprakelijkheid af om verschillende redenen.
De klachtplicht
Eén van die redenen is dat de man te laat zou hebben geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW. Artikel 6:89 BW bepaalt:
De schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd.”
Als een schuldeiser te laat klaagt, dan vervalt de vordering, ook al is de wettelijke verjaringstermijn nog niet verstreken.
De Hoge Raad heeft in verschillende uitspraken bepaald wanneer sprake is van ‘op tijd klagen’. In 2010 benadrukt de Hoge Raad dat alle omstandigheden van het geval een rol spelen bij deze beoordeling,
In 2013 heeft de Hoge Raad bepaald dat daarbij ook van belang is of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip van klagen. De Hoge Raad benadrukt ook dat tijdsverloop een belangrijke factor is, maar niet doorslaggevend is.
De werkgever stelt in deze zaak dat de man bovengenoemde klachtplicht heeft geschonden door pas twee jaar na het bedrijfsongeval voor het eerst bij de werkgever aan te kloppen. Het komt aan op een rechtszaak.
Rechtszaak
De eerste vraag waarover de rechter zich met betrekking tot het beroep op schending van de klachtplicht moet buigen, is de vraag of die klachtplicht wel van toepassing is op de zorgplicht van de werkgever zoals bedoeld in artikel 7:658 BW.
De rechtbank wijst erop dat de klachtplicht geldt voor alle verbintenissen en dus ook bij schending van de zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW.
Maar de klachtplicht dient volgens de rechter in dit geval behoedzaam te worden toegepast omdat die klachtplicht eigenlijk vooral ziet op andere soort verbintenissen dan die uit een arbeidsovereenkomst. De rechtbank verwijst daarbij naar de conclusie uit 2013 van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad:
Omdat artikel 6:89 BW deel uitmaakt van afdeling 9 van titel 1 van Boek 6, is het van toepassing op alle(rlei) verbintenissen. Hierbij kan het ook gaan om verbintenissen die verplichten tot prestaties die mogelijk niet of nauwelijks verband houden met de debiteursbelangen die typisch met het bestaan van een onderzoeks- en klachtplicht worden geassocieerd. Uit de parlementaire behandeling van artikel 6:89 BW blijkt niet dat men zich destijds van dit probleem bewust is geweest; bij deze behandeling is uitsluitend gewerkt met voorbeelden die zich bevinden in sfeer van de aflevering van zaken. Juist vanwege de in beginsel onbepaalde reikwijdte van artikel 6:89 BW bestaat bij deze bepaling m.i. behoefte aan nadere afbakening en behoedzaamheid in de toepassing ervan”.
Behoedzame toepassing van de klachtplicht bij een arbeidsrelatie
Vervolgens beoordeelt de rechter of de man tijdig heeft geklaagd. De rechtbank doet dit door middel van behoedzame toepassing van klachtplicht uit artikel 6:89 BW.
De rechtbank oordeelt in dit kader dat in een arbeidsrelatie de werknemer (of zoals in dit geval: de uitzendkracht) niet, of in ieder geval niet zonder meer, op de hoogte hoeft te zijn van de (reikwijdte van de) zorgplicht van de werkgever zoals die volgt uit artikel 7:658 BW.
Pas als de werknemer op de hoogte is van die zorgplicht en reden heeft te vermoeden dat die zorgplicht mogelijk is geschonden, bestaat er mogelijk een klachtplicht, aldus de rechtbank.
Pas als een werknemer eenmaal weet of had kunnen weten dat zijn werkgever de zorgplicht niet heeft nageleefd, moet hij binnen een redelijke termijn protesteren.
Bij het beoordelen van het tijdsverloop tussen het moment dat ontdekt wordt dat de zorgplicht is geschonden en het moment waarop daarover geklaagd wordt, moeten de belangen van de werknemer en de werkgever worden gewaardeerd en afgewogen.
Het gaat dan om de waardering van en de afweging tussen het gerechtvaardigd belang van [gedaagde sub 1] om zich te (kunnen) verdedigen aan de ene kant en aan de andere kant het voor [eiser] ingrijpende rechtsgevolg als moet worden vastgesteld dat hij niet op tijd heeft geklaagd: in dat geval verliest hij immers al zijn aanspraken, ook als de vordering nog niet is verjaard.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het tijdsverloop hierbij wel een belangrijke maar geen doorslaggevende rol speelt. De enkele omstandigheid dat er bijna twee jaar is verstreken tussen het ongeval op 16 juni 2011, wat dus niet zonder meer samenvalt met het constateren van een zorgplichtschending, en de aansprakelijkstelling van [gedaagde sub 1] op 5 juli 2013 is dus niet genoeg voor een geslaagd beroep op artikel 6:89 BW. Het gaat vooral om de belangen van partijen.
Vervolgens maakt de rechtbank een belangenafweging. Daarbij komt de rechtbank tot de conclusie dat de werkgever niet is geschaad in het belang om tijdig onderzoek te kunnen doen naar de omstandigheden rond het bedrijfsongeval.
Dat de werkgever dat onderzoek niet heeft kunnen doen komt volgens de rechtbank in deze zaak voor eigen rekening, aangezien de werkgever wel wist van het bedrijfsongeval, maar daar destijds zelf geen onderzoek naar had gedaan en ten onrechte ook niet de Arbeidsinspectie had geïnformeerd.
De rechtbank vindt de verklaring van de man waarom hij pas na twee jaar heeft geklaagd begrijpelijk. Aanvankelijk verstreek er tijd omdat het letsel leek mee te vallen. Daarna richtte hij tevergeefs de pijlen eerst op andere partijen (zoals het uitzendbureau als formele werkgever).
Tegen deze achtergrond hecht de rechtbank meer waarde aan het belang van de man dat hij nog steeds aanspraak maakt op vergoeding van schade.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de man niet te laat heeft geklaagd, zodat het beroep van de werkgever op de schending van de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 januari 2020.
Vragen?
Heeft u vragen over een bedrijfsongeval of zoekt u een letselschade advocaat? Neem vrijblijvend contact op.
Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem