De billijkheidscorrectie en de ernst van het letsel. 80 uitspraken onder de loep.

Inzicht in toepassing van de billijkheidscorrectie aan de hand van tachtig uitspraken, in het bijzonder met betrekking tot de rol die de ernst van het letsel daarbij speelt.

Hoewel de billijkheidscorrectie volgens de wet tot een geheel andere verdeling van de schade mag leiden dan de verdeling op basis van de causaliteitsafweging, leidt toepassing van de billijkheidscorrectie in de praktijk tot slechts een bijstelling van meestal 10% tot 20% van de totale schade. De ernst van het letsel is in de meeste gevallen mede bepalend voor het toepassen van de billijkheidscorrectie. De rechtspraak wijst uit dat vooral de gevolgen van dat ernstige letsel een reden is de billijkheidscorrectie toe te passen en in mindere mate het ernstige letsel op zich zelf.

Inleiding

Dit artikel gaat over de toepassing van de billijkheidscorrectie in letselschadezaken. De aansprakelijke partij zal de schade van de benadeelde moeten vergoeden. Maar als de benadeelde ook zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van die schade, dan is er sprake van eigen schuld. De benadeelde zal de schade (gedeeltelijk) zelf moeten dragen als de benadeeld ook zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Dat is de grof gezegd hoofdregel. Maar die uitkomst kan onaanvaardbaar zijn als de benadeelde dan te hard wordt getroffen. De billijkheid eist dan een ander verdeling. Er vindt een billijkheidscorrectie plaats.

De billijkheidscorrectie is een uitzondering op de hoofdregel, maar niet voorbehouden voor uitzonderlijke gevallen. Integendeel, vrij standaard wordt in de rechtspraak de billijkheidscorrectie toegepast, maar het verschilt wel op grond waarvan die correctie wordt toegepast. Omdat de rechter veel vrijheid heeft bij het toepassen van de billijkheidscorrectie zou dat kunnen leiden tot wisselvallige rechtspraak.

Hieronder wordt aan de hand van tachtig uitspraken van de afgelopen tien jaar onderzocht of dat inderdaad het geval is. De nadruk daarbij ligt op de rol die de ernst van het letsel speelt bij toepassing van de billijkheidscorrectie. Vooraf wordt een nadere inleiding gegeven over de billijkheidscorrectie binnen het thema ‘eigen schuld’ en een interpretatie van de betekenis daarvan.

Eigen schuld

Artikel 6:101 BW gaat over eigen schuld. Het regelt de verdeling van de schade over de vergoedingsplichtige en de benadeelde als de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. Het artikel luidt als volgt:

“Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.”

Het eerste deel geeft de hoofdregel: de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Dit wordt de causale verdeling of ‘causaliteitsafweging’ genoemd. De causale verdeling volgt uit de mate waarin aan partijen toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen aan de schade. Enkel de causaliteit is van belang.[1] De uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten mag niet in de causale verdeling worden betrokken. Dat de wetgever dit niet voor ogen had is bevestigd door de Hoge Raad.[2]

Maar de wetgever wist dat deze hoofdregel tot ongewenste uitkomsten zou kunnen leiden. In de toelichting van de wetgever staat:

“Wél is aan de hoofdregel een bepaling toegevoegd, die het mogelijk maakt daarvan af te wijken, wanneer de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist. Dit kan leiden tot een andere verdeling maar ook tot algehele opheffing of instandhouding van de vergoedingsplicht.”[3]

Het tweede deel geeft de uitzondering op de hoofdregel: een andere verdeling vindt plaats of de vergoedingsplicht vervalt of blijft geheel in stand, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist. Dit wordt dus de billijkheidscorrectie genoemd. De term ‘billijkheidscorrectie’ staat niet in de wet, maar is gevormd in de literatuur.[4]

Het gehele artikel over eigen schuld weerspiegelt bijna letterlijk de verhouding tussen de redelijkheid en de billijkheid. In een eerder ontwerp van het artikel stond er in het eerste artikeldeel zelfs letterlijk ‘redelijkheid’ in plaats van het huidige ‘evenredigheid’.[5] Waar de ‘redelijkheid en billijkheid’ vrijwel door het gehele wetboek bekend staat als koppel,[6] tonen zij in dit artikel ieder hun eigen karakter.

Omdat bij toepassing van de hoofdregel alleen de causale bijdrage van belang is en niet de mate van verwijtbaarheid, wordt aan deze hoofdregel een kleurloos karakter toegekend.[7] Deze hoofdregel, die een nuchtere redenering vergt, past daarom bij de redelijkheid.

Als de uitkomst op basis van de hoofdregel (de causale verdeling) onaanvaardbaar is omdat de benadeelde dan hard wordt geraakt door de consequenties van die verdeling, dan kan men, minder rationeel maar meer op gevoel, als een soort genade, van de hoofdregel afwijken. Sterker nog, dan moet daarvan worden afgeweken. De billijkheid eist dat, aldus het artikel.

De hoofdregel kan dus worden toegepast aan de hand van de redelijkheid, waarna kan worden bezien of daarvan moet worden afgeweken op grond van de billijkheid. Dit zou zelfs kunnen worden gezien als de wisselwerking tussen recht en genade, waarbij de billijkheid het laatste woord heeft.[8]

En dat kan ver gaan. Het artikel biedt niet alleen de mogelijkheid tot een andere verdeling van de schade te komen, maar bepaalt expliciet dat de vergoedingsplicht geheel kan vervallen of geheel in stand kan blijven, ook als dat een aanzienlijke afwijking van de hoofdregel met zich brengt. De billijkheidscorrectie kan dus in theorie niet worden begrepen als slechts een billijkheidsbijstelling.

Billijkheidsfactoren

De wet laat open welke omstandigheden van het geval maken dat de billijkheid een andere verdeling eist. De wet geeft slechts één voorbeeld: de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten. Welke andere omstandigheden van het geval een rol kunnen spelen bij het al dan niet toepassen van een billijkheidscorrectie volgt uit de rechtspraak. In die rechtspraak is door de jaren heen een vrij bestendige selectie omstandigheden ontstaan die moeten of kunnen leiden tot een billijkheidscorrectie. Denk aan het ‘betriebsgefahr’ van gemotoriseerd verkeer, de jonge leeftijd van de benadeelde, verzekeringsdekking voor de schade van de benadeelde, verzekeringsdekking voor de vergoedingsplichte en ten slotte de ernst van het letsel. In dit artikel zal verder uitsluitend aandacht worden besteed aan deze laatste factor: de ernst van het letsel.

De ernst van het letsel

Dat de ernst van het letsel een reden kan zijn om een billijkheidscorrectie toe te passen is bevestigd door de Hoge Raad.[9] In de literatuur is nog wel eens de vraag opgeworpen of dat terecht is. Er zou dan immers een ´dubbele vergoeding´ plaatsvinden omdat de ernst van het letsel ook door middel van een vergoeding voor ´ander nadeel´ wordt ‘gecompenseerd’, zoals bedoeld in artikel 6:106 BW (smartengeld).[10] Toch wordt de ernst van het letsel in de rechtspraak steevast genoemd als een factor die kan leiden tot toepassing van de billijkheidscorrectie. Voordat een rechter oordeelt over het toepassen van de billijkheidscorrectie, wordt in de uitspraak steevast (een variant van) de volgende algemene overweging opgenomen:

“Voor toepassing van de billijkheidscorrectie moet het gaan om de aanwezigheid van specifieke, individuele omstandigheden die tot gevolg hebben dat de billijkheid een andere verdeling eist dan de uitkomst van de beoordeling op basis van causaliteit. Daarbij moet rekening worden gehouden met onder andere de mate en ernst van verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten, de ernst van het letsel en het al dan niet verzekerd zijn.”

Dat de ernst van het letsel een omstandigheid is die een rol kan spelen bij het al dan niet toepassen van een billijkheidscorrectie wordt in de jurisprudentie dus breed erkend. Maar de term ‘ernst van het letsel’ is dubbelzinnig. Wordt daarmee alleen de ernst van het letsel zelf bedoeld of juist de ernst van de gevolgen van dat letsel? En moet er met betrekking tot die gevolgen van het letsel ook nog een onderscheid worden gemaakt tussen materiele gevolgen (in de zin van vermogensschade) en andere, immateriële gevolgen (in de zin van ander nadeel)? Deze vragen riepen op tot een bestudering van de rechtspraak over het toepassen van de billijkheidscorrectie en over de rol die het letsel daarbij heeft gespeeld.

De rechtspraak over de billijkheidscorrectie

Er is gekeken naar de rechtspraak over de billijkheidscorrectie van de afgelopen tien jaar. Het betreffen tachtig uitspraken.[11] Een overzicht daarvan wordt verstrekt aan het einde van dit artikel. Deze uitspraken geven zowel een vrij algemeen inzicht in de wijze waarop de billijkheidscorrectie wordt toegepast, als een meer specifiek inzicht over de rol van de ernst van het letsel bij die toepassing. Dit inzicht wordt zichtbaar met twee tabellen waarin de uitkomsten van die tachtig uitspraken zijn verwerkt.

Algemeen inzicht

Al snel wordt duidelijk dat rechters in die tachtig uitspraken bij toepassing van de billijkheidscorrectie nooit heel erg afwijken van de causale verdeling. Slechts in drie gevallen in tien jaar tijd is het percentage van de schade die moest worden vergoed of die zelf moest worden gedragen, met toepassing van de billijkheidscorrectie verminderd met tussen 30% en 40% van de totale schade (tabel 1). Dus een geval waarin bijvoorbeeld een benadeelde voor 50% heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade, maar waar vervolgens op grond van de billijkheid slechts 10% eigen schuld wordt aangenomen (dus een verschil van 40% van de totale schade). In acht gevallen is bij toepassing van de billijkheidscorrectie sprake van een vermindering van tussen de 20% en 30% van de totale schade en in de meeste gevallen een vermindering van rond de 10% of 20% van de totale schade.

(De uitspraken die horen bij deze percentages zijn terug te vinden aan de hand van de letters ‘E t/m N’. Die letters staan achter de betreffende uitspraken in het overzicht van de tachtig onderzochte uitspraken. De categorie 1-10% is gesignaleerd met de letter E, de categorie 11-20% met de letter F, enzovoort tot en met de categorie 91-100%, gesignaleerd met de letter N.)

Wat betekent dit? Het betekent in elk geval dat van de mogelijkheid die de wet biedt, namelijk totaal andere verdelingen van de schade dan de causale verdeling, vrijwel geen gebruik wordt gemaakt. Dit wijst erop dat hoewel de billijkheidscorrectie gelet op de mogelijkheden die de wet biedt niet kan worden begrepen als slechts een billijkheidsbijstelling, het in de praktijk meestal wél zo wordt toegepast. Het is gissen naar de redenen daarvan, maar misschien is het omdat de causale verdeling voor de rechter toch meestal vrij goed overeenstemt met (zijn perceptie van) de billijkheid.

Andere meer algemene conclusies zijn dat de billijkheidscorrectie in vijf gevallen is toegepast in het voordeel van de vergoedingsplichtige,[12] dat dertien keer de vergoedingsplicht op grond van de billijkheid volledig in stand is gelaten en slechts twee keer volledig is vervallen.

Verder valt op te merken dat rechters in elf gevallen meteen op grond van de billijkheid tot een verdeling zijn gekomen zonder eerst een causale verdeling te maken.[13] Het is de vraag of dat overslaan van de causaliteitsverdeling in alle gevallen in lijn is met het oordeel van de Hoge Raad daarover uit 2006. Volgens de Hoge Raad moet de rechter in de motivering tevens tot uitdrukking brengen tot welk resultaat de hoofdregel van artikel 6:101 BW, de causaliteitsafweging, heeft geleid en op welke grond dat resultaat correctie behoefde,[14] tenzij al direct duidelijk is dat toepassing van de billijkheidscorrectie leidt tot een geheel verval of een volledige instandhouding van de vergoedingsplicht.[15]

Specifiek inzicht met betrekking tot de ernst van het letsel

Met betrekking tot de rol die de ernst van het letsel speelt bij toepassing van de billijkheidscorrectie, geven de uitspaken het volgende meer specifieke inzicht.

Van de 63 keer dat de billijkheidscorrectie is toegepast, lag de ernst van het letsel daar in 49 gevallen (mede) aan ten grondslag. De ernst van het letsel is daarmee in 77,7% van de gevallen dat de billijkheidscorrectie wordt toegepast een factor die daar aan bijdraagt.

Maar komt dat door de ernst van het letsel op zich zelf of meer door de gevolgen van dat ernstige letsel? De onderzochte rechtspraak wijst op het laatste. In ongeveer 30% van de gevallen werd alleen de ernst van het letsel op zich zelf benoemd, zonder dat aandacht werd besteed aan eventuele gevolgen daarvan.[16] Het is goed mogelijk dat rechters in deze gevallen niet altijd bewust een onderscheid maken tussen het letsel op zich en de gevolgen daarvan. Mogelijk zit dat voor hen al verdisconteerd in de term ‘ernstig letsel’.

In bijna 70% van de gevallen waarin de billijkheidscorrectie (mede) is toegepast vanwege de ernst van het letsel, werd in de motivering benadrukt dat het letsel (blijvende) gevolgen had voor de benadeelde (tabel 2).

tabel 2 waarmee in beeld wordt gebracht op welke manier ernstig letsel meespeelt bij toepassing billijkheidscorrectie

(De uitspraken die horen bij deze categorieën zijn terug te vinden aan de hand van de letters ‘A t/m D’. Die letters staan achter de betreffende uitspraken in het overzicht van de tachtig onderzochte uitspraken).

Wat de precieze beweegredenen van de betreffende rechters waren blijft uiteraard gissen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre andere factoren hebben meegewogen (zoals de ernst van de over en weer gemaakte fouten, het bestaan van verzekeringsdekking etc.). Maar wat die 70% op zijn minst suggereert, is dat het bestaan van blijvende gevolgen van het ernstige letsel geen onbelangrijke rol speelt bij het meewegen door rechters van de ernst van het letsel in het kader van een beroep op de billijkheidscorrectie. In die uitspraken gaat de rechter regelmatig in op de gevolgen van dat letsel, of er ook blijvende beperkingen zijn en of dergelijke gevolgen (vermoedelijk) leiden tot een omvangrijkere schade.

De ene rechter lijkt dat bewuster te doen dan de andere. Er zijn verschillende smaken. Zo zijn er uitspraken waarin wordt geoordeeld dat de ernst van het letsel uitsluitend kan leiden tot toepassing van de billijkheidscorrectie, als er door dat letsel ook een (veel) grotere schade is. Een voorbeeld is de zaak waarin de rechter eerst wilde onderzoeken tot welke (schade verhogende) gevolgen het letsel zou leiden, voordat zou worden beslist of en in welke mate de billijkheidscorrectie werd toegepast.[17]

“4.11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat op basis van een causaliteitsweging het rijgedrag van [gedaagde sub 1] voor 60% en het gedrag van [eiseres] voor 40% het risico voor het ontstaan van het onderhavige ongeval in het leven hebben geroepen. Mogelijk is er nog aanleiding om op deze verdeling nog een billijkheidscorrectie ten gunste van [eiseres] toe te passen gelet op de ernst van de ongevalsgevolgen. Tijdens de comparitie is met partijen afgesproken dat de rechtbank nog niet zal beslissen of er al dan niet aanleiding is om laatstgenoemde correctie toe te passen, aangezien op dat punt nader medisch onderzoek dient plaats te vinden.”

Duidelijker wordt dit vereiste gesteld in de tien zaken waarin de billijkheidscorrectie niet is toegepast, juist omdat het letsel, dat op zich zelf misschien wel ernstig was, niet heeft geleid tot (ernstige) blijvende gevolgen voor de benadeelde.[18] Een voorbeeld: bij een verkeersslachtoffer die ernstig letsel opliep, waaronder wervelfracturen, werd bij de beoordeling van het beroep op de billijkheidscorrectie ook gekeken naar de (financiële) gevolgen van dat ernstige letsel. Omdat die ontbraken zag de rechtbank geen aanleiding voor een billijkheidscorrectie vanwege de ernst van het letsel:

“De rechtbank ziet geen aanleiding om de vastgestelde causale verdeling met toepassing van de billijkheidscorrectie te corrigeren. Hoewel het letsel zich in eerste instantie ernstig liet aanzien is [verzoeker] daarvan na enkele maanden zodanig hersteld dat hij niet meer onder medische behandeling staat en zijn werk als consultant (in het buitenland) heeft kunnen hervatten.”[19]

Er zijn ook tussenvarianten waarin de billijkheidscorrectie is toegepast vanwege de ernst van het letsel, maar waarin is geoordeeld dat er niet nóg meer zou worden gecorrigeerd op grond van de billijkheid, omdat het letsel ook weer niet zo ernstig was dat blijvende verzorging nodig was.[20]

Maar leidt zeer ernstig letsel met ernstige (financiële) gevolgen dan altijd tot toepassing van de billijkheidscorrectie? Nee, het blijft uiteraard een afweging van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van de over een weer gemaakte fouten. Zelfs bij een jarenlange comateuze toestand van de benadeelde kan een beroep op de billijkheidscorrectie worden afgewezen, bijvoorbeeld als dat ernstige letsel juist een gevolg is van de fout van de benadeelde, aldus de rechtbank Noord-Nederland.[21]

Het zal van de betreffende rechter afhangen of een ernstig letsel, na afweging van alle andere factoren zoals de ernst van de gemaakte fouten, leidt tot toepassing van de billijkheidscorrectie en zo ja, of dat zo is vanwege het letsel op zich zelf of vanwege de al dan niet blijvende (financiële) gevolgen van dat letsel voor de benadeelde. Dit alles uiteraard met medeweging van alle andere relevante factoren zoals de ernst van de over en weer gemaakte fouten. Zoals de Hoge Raad het heeft geformuleerd zijn ‘zowel de causaliteitsafweging als de eventuele toepassing van de billijkheidscorrectie aan de hand van de omstandigheden van het geval met feitelijke waarderingen verweven en in belangrijke mate berust op intuïtieve inzichten.’[22] Dit komt de eenheid en consistentie in de rechtspraak uiteraard niet ten goede.[23]

Het is dan van belang te bedenken dat het altijd mogelijk is dat een beroep op de billijkheidscorrectie wordt gehonoreerd, enkel vanwege het ernstige letsel zonder dat aandacht wordt besteed aan de gevolgen. Dit gebeurt immers in ongeveer 30% van de onderzochte uitspraken. Maar gelet op de overige uitspraken is de kans vrij groot dat de rechter, om de billijkheidscorrectie te kunnen toepassen vanwege de ernst van het letsel, wat meer verlangt dan alleen een verwijzing naar het ernstige letsel zelf.

Het is daarom aan te bevelen het beroep op de billijkheidscorrectie vanwege de ernst van het letsel, uitgebreid te motiveren door juist ook te wijzen op de gevolgen van het ernstige letsel, dus op de eventuele blijvende klachten en beperkingen en alle financiële consequenties daarvan voor de benadeelde. In procedures waar het vooralsnog gaat over de aansprakelijkheidsvraag en de eventuele eigen schuld kan deze uitgebreide motivering over de gevolgen van het letsel beter niet worden gemist. Denk bijvoorbeeld aan een deelgeschilprocedure of een ‘verklaring voor recht procedure’, waarin een uitgebreide toelichting op de gevolgen van een letsel en de schade (begrijpelijkerwijs) vaak wordt uitgesteld, aangezien dat later buiten rechte of in een schadestaatprocedure aan de orde zal komen. Immers, zoals gezegd is in tien van de tachtig uitspraken het beroep op de billijkheidscorrectie juist afgewezen omdat een dergelijke motivering ontbrak of omdat van ernstige gevolgen van het letsel niet was gebleken.

Dubbele vergoeding?

Ten slotte nog een kleine zijstap om in te gaan op de vraag of sprake is van een dubbele vergoeding, doordat de ernst van het letsel een rol speelt bij zowel de hoogte van het smartengeld als bij het eventueel toepassen van de billijkheidscorrectie. In de rechtspraak is hier weinig over geoordeeld. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch acht het in ieder geval geen dubbeltelling, maar de motivering is niet heel uitvoerig:

“Het meewegen van deze omstandigheid betekent niet, zoals [X] stelt, dat ten onrechte twee maal de ernst van het letsel zou worden meegeteld – één maal bij de billijkheidscorrectie en nogmaals bij het smartengeld -, aangezien het vaststellen van de omvang van de vergoedingsplicht en het meewegen van de omstandigheid dat ernstig letsel is veroorzaakt, niet op één lijn gesteld kunnen worden.”[24]

De rechtbank Gelderland is wat uitvoeriger op dit punt. Op een beroep van de benadeelde op toepassing van de billijkheidscorrectie op grond van de ernst van het letsel, besliste de rechtbank Gelderland als volgt:

“Het beroep van [eiseres] op de ernst van het letsel wordt gepasseerd. De rechtbank wil zeker de opname en medische behandeling van [eiseres] niet bagatelliseren, maar dit kan worden verdisconteerd in de immateriële schadevergoeding. Een wijziging van het aansprakelijkheidspercentage is gerechtvaardigd bij ernstig letsel dat gevolgen heeft als blijvende invaliditeit met repercussies voor verschillende schadecomponenten.”[25]

Voor de vraag of sprake is van een dubbeltelling zou ik zelf eerst willen wijzen op de verschillende onderwerpen waarop de ernst van het letsel van invloed is. Bij het smartengeld is de ernst van het letsel van invloed op het bepalen van de omvang van de schade. Bij de billijkheidscorrectie is de ernst van het letsel van invloed op het bepalen van een juiste verdeling van de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige.

Tegen deze achtergrond kan het wederom relevant zijn een onderscheid te maken tussen ernstig letsel op zich enerzijds, en de financiële gevolgen daarvan anderzijds. Het ernstige letsel op zich houdt eerder verband met ‘ander nadeel’ dan vermogensschade en telt daarom mee voor het bepalen van de omvang van de schade (smartengeld). Het financiële gevolg van het letsel houdt eerder verband met vermogensschade en telt dus mee voor het bepalen van de verdeling van de schade (wordt de benadeelde door die aantasting in zijn vermogen zo hard getroffen dat de billijkheid een andere verdeling eist?). Zo bezien telt de ernst van het letsel niet ‘dubbel’ mee, maar per doeleinde slechts gedeeltelijk. Dit lijkt ook overeen te stemmen met het hierboven geciteerde oordeel van de rechtbank Gelderland.

Kortom, ook met betrekking tot de vraag of sprake is van een dubbeltelling, kan niet worden gesproken van ´vaste rechtspraak´. De zeldzame rechtspraak die er is daarover, suggereert dat het onderscheid relevant is tussen letsel op zich enerzijds en de gevolgen daarvan anderzijds en dat er om die reden geen sprake is van een dubbeltelling.

Conclusie

Hoewel de billijkheidscorrectie volgens de wet tot een geheel andere verdeling van de schade mag leiden dan de verdeling op basis van de causaliteitsafweging, leidt toepassing van de billijkheidscorrectie in de praktijk in meestal tot slechts een bijstelling van 10% tot 20% van de totale schade. De ernst van het letsel is in verreweg de meeste gevallen mede bepalend voor het toepassen van de billijkheidscorrectie. In ongeveer 70% van de onderzochte uitspraken waarin de billijkheidscorrectie mede vanwege de ernst van het letsel is toegepast, werd daarbij uitdrukkelijk aandacht besteed aan de gevolgen van dat ernstige letsel. In sommige gevallen wordt een billijkheidscorrectie niet toegepast omdat het ernstige letsel geen blijvende (financiële) gevolgen heeft voor de benadeelde.

Toch lijkt in ongeveer 30% van de gevallen het ernstige letsel op zich zelf al voldoende grond voor toepassing van de billijkheidscorrectie. Dat is misschien ook niet verwonderlijk aangezien het maar net van de intuïtie van de betreffende rechter zal afhangen of de billijkheid in zijn ogen een andere verdeling eist en dat zal ook kunnen vanwege de ernst van het letsel op zich, zonder mee te wegen of dat ernstige letsel ook blijvende (financiële) gevolgen heeft. Bovendien wegen altijd ook andere factoren mee.

Desalniettemin is het gelet op de bevindingen van het jurisprudentieonderzoek wel raadzaam om bij een beroep op de billijkheidscorrectie niet alleen te wijzen op het ernstige letsel zelf, maar juist ook op alle eventuele (financiële) gevolgen daarvan voor de benadeelde. De rechtspraak suggereert immers dat rechters dit in de meeste gevallen van weldegelijk van belang achten voor het willen toepassen van de billijkheidscorrectie.

Peter van Huizen

Voetnoten

[1] Parlementaire Geschiedenis Boek 6, 352.

[2] HR 2 juni 1995, NJ 1997/700, r.o. 3.7.

[3] Parlementaire Geschiedenis Boek 6, 352.

[4] Bijvoorbeeld de annotatie van Wassenaer van Catwijk bij Gerechtshof Den Haag 10 december 1986, ECLI:NL:GHSGR:1986:AJ5551, VR 1989, 66.

[5] Parlementaire Geschiedenis Boek 6, 352.

[6] Uitzonderingen daargelaten, zoals bijvoorbeeld artikel 6:106 BW, waarin alleen ‘billijkheid’ staat.

[7] Rechtbank Noord-Nederland 27 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:5194.

[8] Misschien ook wel letterlijk omdat het woord ‘billijkheid’ verband houdt met het woord ‘genade’. M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 4 delen, Amsterdam. “De stam *bil- komt verder nog voor in enkele samenstellingen: (…) bilewit ‘genadig, onschuldig, goed’.”

[9] HR 4 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1426, HR 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2026 en HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3751.

[10] Mr. dr. P. van Zwieten, ‘De gesubrogeerde schadeverzekeraar en de billijkheidscorrectie van art. 6:101 BW,’ Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht (NTHR) 2016-1, p. 22; Hartlief, ‘Ernstig letsel en eigen schuld: billijkheid of smartengeld?’, NJB 2007/2165, p. 2672-2675.

[11] De op www.rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken vanaf 2010 tot kort voor het verschijnen van dit artikel, in letselschadezaken waarin een beroep is gedaan op toepassing van de billijkheidscorrectie en waarin daarop is beslist. Ongepubliceerde of uitsluitend elders gepubliceerde uitspraken zijn dus niet meegenomen in het onderzoek. Er is gekozen voor deze selectie vanuit zowel praktisch als representatief oogpunt. Praktisch omdat deze gepubliceerde rechtspraak voor iedereen beschikbaar is, hetgeen het artikel ook beter controleerbaar maakt. Representatief omdat de rechtspraak van de afgelopen tien jaar een betrouwbaar beeld geeft over de huidige stand van de rechtspraak. Aan de hand van dit beeld zullen beslissingen op een beroep op de billijkheidscorrectie ook beter voorspelbaar kunnen zijn.

[12] Aangeduid met de letter ‘S’ achter de uitspraken.

[13] Aangeduid met de letter ‘Q’ achter de uitspraken.

[14] HR 13 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4119, r.o. 5.2.4.

[15] Keirse, ‘Rechterlijke werkzaamheid en het oordeel over eigen schuld’, AV&S 2006, 30, onder verwijzing naar HR 3 juni 2005, NJ 2005, 286 (Wijnand/Koblenz).

[16] Dit hoeft overigens niet te betekenen dat eventuele blijvende gevolgen van het letsel geen rol hebben gespeeld. Het is alleen niet af te leiden uit de uitspraak.

[17] Rechtbank Den Haag 2 mei 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5422.

[18] Aangeduid met de letter ‘R’ achter de uitspraken.

[19] Rechtbank Noord-Holland 21 juli 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:11535, r.o. 4.10.

[20] Rechtbank Den Haag 6 september 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:15014.

[21] Rechtbank Noord-Nederland 30 november 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:5388.

[22] HR 4 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1426, r.o. 3.7.4, HR 5 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2517 en HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6996.

[23] Hartlief, ‘Ernstig letsel en eigen schuld: billijkheid of smartengeld?’, NJB 2007/2165, p. 2672-2675.

[24] Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 6 april 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BM0971.

[25] Rechtbank Gelderland 19 augustus 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5316.

Overzicht tachtig uitspraken 2010 tot en met 2019

Achter de uitspraken staan letters waarmee wordt gesignaleerd in welke categorie de uitspraak kan worden geplaatst. De letters staan voor het volgende.

A: billijkheidscorrectie toegepast, B: ernst van het letsel een reden voor toepassing, C: waarbij de gevolgen van dat ernstige letsel werden benadrukt, D: alleen het ernstige letsel op zichzelf werd genoemd, E: 1-10% afwijking van causale verdeling, F: 11-20%, G: 21-30%, H 31-40%, I: 41-50%, J: 51-60%, K: 61-70%, L: 71-80%, M: 81-90%, N: 91-100%, O: vergoedingsplicht volledig in stand gelaten, P: vergoedingsplicht volledig vervallen, Q: toepassing billijkheidscorrectie zonder eerst causale verdeling te maken, R: billijkheidscorrectie uitdrukkelijk niet toegepast om het letsel, hoe ernstig op zich, niet heeft geleid tot (ernstige) blijvende gevolgen voor de benadeelde, S: billijkheidscorrectie toegepast in het voordeel van de vergoedingsplichtige.

2019

Rechtbank Rotterdam 7 augustus 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:6321 (A,B,C,E)

Rechtbank Gelderland 5 juli 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:3138 (A,B,C,E,O)

Rechtbank Midden-Nederland 20 juni 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2912 (A,B,C,O,Q)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 juni 2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:2849 (R)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 april 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3595 (A,B,C,D,G)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 9 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1333

Rechtbank Rotterdam 22 maart 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2274 (A,B,D,E)

Rechtbank Gelderland 8 maart 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:987 (A,H)

Rechtbank Amsterdam 20 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1090 (A,B,D,Q)

Rechtbank Rotterdam 30 januari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:1398 (A,E)

2018

Rechtbank Amsterdam 20 december 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:9119 (A,B,C,E,O)

Rechtbank Den Haag 12 december 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:16332

Rechtbank Amsterdam 18 oktober 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7396 (R)

Rechtbank Midden-Nederland 12 september 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3938 (R)

Rechtbank Noord-Holland 18 juli 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:6085 (A,B,C,E)

Rechtbank Midden-Nederland 11 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3709 (A,B,C,F)

Gerechtshof Amsterdam 26 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:5153 (A,B,C,G)

Rechtbank Den Haag 13 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9056 (R)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2906 (A,B,C,F)

2017

Rechtbank Gelderland 16 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4946 (A,B,C,F)

Rechtbank Midden-Nederland 9 augustus 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:4058 (A,B,C,F)

Rechtbank Noord-Nederland 27 juli 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:5194 (R)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 mei 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3436 (R)

Rechtbank Amsterdam 2 maart 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1475 (A,B,C,G)

Rechtbank Noord-Nederland 14 februari 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:951 (A,B,D,G)

2016

Rechtbank Midden-Nederland 20 december 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:7257 (A,B,C,E)

Rechtbank Gelderland 29 november 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:7162 (A,B,C,H)

Rechtbank Gelderland 13 oktober 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5470 (A,B,C,E)

Rechtbank Noord-Holland 21 juli 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:11535 (R)

Rechtbank Amsterdam 26 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3557 (A,B,D,O,Q)

Rechtbank Midden-Nederland 20 april 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2610

Rechtbank Den Haag 6 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4211 (A,B,D,F)

Rechtbank Rotterdam 6 april 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2633 (A,B,D,O,Q)

Rechtbank Gelderland 7 januari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:8 (A,B,D,E,S)

2015

Rechtbank Oost-Brabant 11 december 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:7865 (A,B,C,F)

Rechtbank Noord-Holland 26 november 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11084 (A,B,C,F)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 15 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3594 (A,B,C,E)

Rechtbank Gelderland 19 augustus 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5316 (R)

Rechtbank Noord-Holland 4 juni 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:5750 (S)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 januari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:335 (A,B,C,G)

2014

Rechtbank Noord-Holland 27 augustus 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:8699 (A,O,Q)

Rechtbank Oost-Brabant 21 mei 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:2894 (A,E,O)

Rechtbank Oost-Brabant 17 april 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:1977 (A,B,C,O,Q)

Rechtbank Den Haag 3 maart 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:2753 (A,B,C,F)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 4 februari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:206 (A,B,C,G)

Rechtbank Den Haag 15 januari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:352

2013

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 12 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5320 (A,B,D,F)

Rechtbank Midden-Nederland 18 oktober 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5000 (A,B,C,E)

Rechtbank Gelderland 10 september 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:4791 (A,B,C,F)

Rechtbank Den Haag 6 september 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:15014 (A,B,C,F)

Rechtbank Rotterdam 13 februari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2713 (A,Q)

2012

Rechtbank Arnhem 19 december 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BY9767 (A,B,C,F)

Rechtbank Amsterdam 25 oktober 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY3931 (A,E)

Rechtbank Zutphen 20 juni 2012, ECLI:NL:RBZUT:2012:BX7229 (A,B,D,E)

Rechtbank Den Haag 2 mei 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5422 (A,B,C)

Rechtbank Amsterdam 11 april 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BW7050 (A,B,C,F,O)

Rechtbank Utrecht 21 maart 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0648 (A,Q)

Rechtbank Rotterdam 14 maart 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BV9560 (A,B,D)

Rechtbank Den Haag 7 maart 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8648 (S,P)

Rechtbank Breda 6 februari 2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:BV5615 (A,B,C,F)

Rechtbank Amsterdam 18 januari 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3838 (A,B,D,F)

Rechtbank Arnhem 2 januari 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:3824 (R)

2011

Rechtbank Dordrecht 30 november 2011, ECLI:NL:RBDOR:2011:BU6970 (A,O,Q)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 29 november 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BU8575 (A,B,C,F)

Rechtbank Rotterdam 26 oktober 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BU2002 (A,B,C,F)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 11 oktober 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BU4023 (A,F)

Rechtbank Amsterdam 5 oktober 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BV7473

Gerechtshof Arnhem 6 september 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BS1081 (A,F,S)

Rechtbank Breda 11 juli 2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BR1988 (A,B,C,F)

Rechtbank Amsterdam 26 mei 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR2561 (A,B,D,G,O)

Gerechtshof Leeuwarden 3 mei 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5008 (A,B,C,E)

Rechtbank Arnhem 23 maart 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP9425 (A,P,Q,R)

2010

Rechtbank Utrecht 25 augustus 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BN5518 (A,B,D,E)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 20 juli 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2818 (A,F)

Gerechtshof Amsterdam 6 juli 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN0801 (A,Q)

Rechtbank Almelo 23 juni 2010, ECLI:NL:RBALM:2010:BM9258 (A,F,S)

Rechtbank Zutphen 26 mei 2010, ECLI:NL:RBZUT:2010:BM6031 (A,B,D,G)

Rechtbank Utrecht 21 april 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1881 (A,B,D,H,O)

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 6 april 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BM0971 (A,B,C,H,O)

Gerechtshof Arnhem 2 maart 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BL7129 (R)

tekening van weegschaal met links billijkheidscorrectie en rechts causale verdeling. Ernst van het letsel wordt gelegd in schaal billijkheidscorrectie.
Menu