Hoge Raad over zorgschade

De vergoeding van zorgschade is een onderwerp waarover regelmatig discussie bestaat. Op 6 juni 2025 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vergoeding van zorgschade. Daardoor is er over één van de vereisten voor vergoeding weer wat meer duidelijkheid.

Zorgschade

Zorgschade is de schade die wordt geleden doordat iemand (meestal thuis) door iemand anders wordt verzorgd en verpleegd. Het slachtoffer heeft letsel opgelopen door bijvoorbeeld een ongeval, mishandeling of medische fout. Het kan zijn dat het slachtoffer ook thuis nog verzorgd en verpleegd moet worden. Vaak gebeurt dat door een familielid of een andere naaste, in plaats van een professionele verpleegster.

De partij die aansprakelijk is moet ook dergelijke zorgschade vergoeden, als is voldaan aan een aantal vereisten. Het gaat dan om een vergoeding voor de tijd die de zorgverlener daaraan besteedt en voor het werk wat die zorgverlener doet. Eén vereiste is dat het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin de benadeelde verkeert, normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners.

Er bestaat ook recht op vergoeding van deze schade als er in werkelijkheid helemaal geen kosten in rekening zijn gebracht voor de zorgverlening.

Doorbetaling aan zorgverlener verplicht?

In de zaak waarover de Hoge Raad oordeelde, ging het om de vraag of het ook is vereist dat het slachtoffer de schadevergoeding voor de zorgkosten doorbetaalt aan de zorgverlener. In die zaak waren daar geen afspraken over gemaakt en was er ook geen verplichting van het slachtoffer om de zorgverlener te betalen voor de zorgverlening, ook niet nadat het slachtoffer er een vergoeding voor zou ontvangen van de aansprakelijke partij.

Het gerechtshof oordeelde dat er dan ook geen verplichting meer is voor de aansprakelijke partij om een vergoeding voor zorgkosten te betalen. Het gerechtshof oordeelde:

Het hof overweegt dat – zoals door AZM is aangevoerd – de omstandigheid dat [A] zorg heeft verleend aan [appellant] , niet automatisch met zich brengt dat redelijk is dat [appellant] (met een beroep op HR 5-12-2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998) de kosten van deze zorg op AZM kan verhalen. Nu vaststaat dat i) [appellant] [A] niet heeft betaald voor deze zorg, ii) de (zorg)relatie/arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en [A] inmiddels ten einde is en iii) [A] daarbij aan [appellant] finale kwijting heeft verleend, zodat vaststaat dat zij niet (alsnog) aanspraak maakt op vergoeding door [appellant] van deze door haar verleende zorg, valt – zonder nadere toelichting – niet in te zien dat de redelijkheid gebiedt dat AZM aan [appellant] een vergoeding betaalt voor de door [A] kosteloos aan [appellant] verleende zorg. Uit niets blijkt immers dat [appellant] voornemens is de van AZM gevraagde vergoeding aan [A] te voldoen.

Het gerechtshof oordeelde dus dat het er geen recht bestond op vergoeding van een bedrag voor de verleende zorg aan het slachtoffer, omdat die vergoeding niet (alsnog) door het slachtoffer zou worden betaald aan de zorgverlener. Dit oordeel werd door het slachtoffer voorgelegd aan de Hoge Raad.

Hoge Raad over de vereisten voor vergoeding van zorgschade

De Hoge Raad heeft het slachtoffer gelijk gegeven en oordeelde als volgt

3.2.2. In geval van aansprakelijkheid voor letselschade moet de aansprakelijke persoon de kosten van verzorging en verpleging aan de benadeelde vergoeden indien laatstgenoemde ten gevolge van het letsel niet langer in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin de benadeelde verkeert, normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dit is niet anders indien die werkzaamheden in feite worden verricht door derden die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen aan de benadeelde.5 Art. 6:107 lid 1, aanhef en onder a, BW kent aan die derden hiervoor een eigen recht op schadevergoeding toe. Dit eigen recht op schadevergoeding van de derde doet niet af aan de bevoegdheid van de benadeelde om ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen. De vorderingsrechten van de benadeelde en de in art. 6:107 lid 1, aanhef en onder a, BW bedoelde derde bestaan dus naast elkaar. Daarbij verdient aantekening dat, indien de aansprakelijke persoon de schade heeft vergoed aan de derde die kosten ten behoeve van de benadeelde heeft gemaakt, hij ook tegenover de benadeelde is bevrijd, en omgekeerd.

 

3.3. Uit het voorgaande volgt dat voor toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde tot vergoeding van door een derde verleende zorg, niet vereist is dat de benadeelde tegenover de derde verplicht is tot betaling voor die zorg, noch dat de benadeelde de te ontvangen vergoeding aan de derde doorbetaalt. Het oordeel van het hof dat niet valt in te zien waarom de redelijkheid gebiedt dat AZM gehouden is tot betaling van de vergoeding aan [eiser] nu uit niets blijkt dat [eiser] die vergoeding aan [betrokkene 1] zou betalen, getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting.”

De Hoge Raad oordeelt dus dat er nog steeds recht bestaat op vergoeding van zorgkosten, ook als het slachtoffer tegenover de zorgverlener niet verplicht is tot betaling voor de verleende zorg en ook als het slachtoffer de te ontvangen vergoeding niet doorbetaald aan die zorgverlener.

Dit oordeel van de Hoge Raad geeft dus wat meer duidelijkheid over de vereisten voor het recht op vergoeding van zorgschade.

Lees hier de volledige uitspraak van de Hoge Raad van 6 juni 2025 (ECLI:NL:HR:2025:853).

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in  aansprakelijkheidsrecht, letselschade en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op. Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

afbeelding van wisselen verband bij blog over zorgschade
Menu