Op 6 juni 2025 heeft de Hoge Raad zich weer uitgelaten over de vergoeding van zorgschade. Het is een uitspraak die de vereisten voor de vergoeding van zorgschade weer wat verduidelijken.
Als iemand letselschade oploopt waarvoor een ander aansprakelijk is, dan heeft het slachtoffer ook recht op vergoeding van zorgschade. Met zorgschade wordt bedoeld de kosten van verzorging en verpleging van het slachtoffer. Vaak gebeurt dat thuis en vaak ook door een familielid of een vriend van het slachtoffer. In die gevallen wordt er meestal niet door het slachtoffer betaald voor die zorg.
De Hoge Raad heeft lang geleden al geoordeeld dat ook dan recht bestaat op een schadevergoeding, dus ook als er niet is betaald door het slachtoffer voor de zorg thuis van een familielid of een vriend. Er zijn wel een aantal vereisten. Zo moet het in het betreffende geval ‘normaal en gebruikelijk zijn’ dat er professionele zorg aan huis zou worden verleend.
Maar is het ook vereist dat een slachtoffer, na het ontvangen van een vergoeding voor zorgschade, alsnog het familielid of de vriend betaalt voor de verleende zorg? Daarover gaat dit recente arrest van de Hoge Raad.
Het gerechtshof had geoordeeld dat het niet redelijk is als een aansprakelijke partij een schadevergoeding betaald aan een slachtoffer voor verleende zorg thuis, terwijl dat slachtoffer dat geld dan zelf houdt en niet alsnog hoeft te betalen voor de zorg. Tegen dat oordeel van het gerechtshof was cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt anders:
3.2.1
Uitgangspunt bij de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat zijn schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Dit geldt ook wanneer sprake is van letselschade.4
3.2.2
In geval van aansprakelijkheid voor letselschade moet de aansprakelijke persoon de kosten van verzorging en verpleging aan de benadeelde vergoeden indien laatstgenoemde ten gevolge van het letsel niet langer in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin de benadeelde verkeert, normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dit is niet anders indien die werkzaamheden in feite worden verricht door derden die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen aan de benadeelde.5 Art. 6:107 lid 1, aanhef en onder a, BW kent aan die derden hiervoor een eigen recht op schadevergoeding toe. Dit eigen recht op schadevergoeding van de derde doet niet af aan de bevoegdheid van de benadeelde om ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen. De vorderingsrechten van de benadeelde en de in art. 6:107 lid 1, aanhef en onder a, BW bedoelde derde bestaan dus naast elkaar. Daarbij verdient aantekening dat, indien de aansprakelijke persoon de schade heeft vergoed aan de derde die kosten ten behoeve van de benadeelde heeft gemaakt, hij ook tegenover de benadeelde is bevrijd, en omgekeerd.6
3.3
Uit het voorgaande volgt dat voor toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde tot vergoeding van door een derde verleende zorg, niet vereist is dat de benadeelde tegenover de derde verplicht is tot betaling voor die zorg, noch dat de benadeelde de te ontvangen vergoeding aan de derde doorbetaalt. Het oordeel van het hof dat niet valt in te zien waarom de redelijkheid gebiedt dat AZM gehouden is tot betaling van de vergoeding aan [eiser] nu uit niets blijkt dat [eiser] die vergoeding aan [betrokkene 1] zou betalen, getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad oordeelt dus dat het gerechtshof het recht verkeerd had uitgelegd en toegepast. Er bestaat volgens de Hoge Raad dus nog steeds recht op vergoeding voor zorg die het slachtoffer heeft gekregen thuis, ook al heeft het slachtoffer daar niet voor betaald en ook al zal het slachtoffer ook niet alsnog betalen daarvoor na het ontvangen van de vergoeding.
De gedachte hierachter zal zijn, dat het slachtoffer hoe dan ook in staat moet worden gesteld om te kunnen betalen voor zorg die nodig is. Los daarvan kan het slachtoffer de keuze hebben om dat werkelijk te betalen aan iemand die zorg verleend. Als de vergoeding afhankelijk zou zijn van het werkelijk betalen van die zorg, dan zou het slachter mogelijk te veel afhankelijk worden van de goede wil van anderen om hem thuis te verzorgen.
Met deze uitspraak zijn de vereisten voor het recht op vergoeding van zorgschade weer wat duidelijker geworden.
Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht, letselschade en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op. Schaderecht Advocatuur is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Schaderecht Advocatuur | info@schaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem