Nabestaanden, smartengeld en de mededelingsplicht van artikel 6:95 lid 2 BW

Een vrouw van 83 jaar oud wordt aangereden door een vuilniswagen. Zij loopt ernstig letsel op. Na enige tijd overlijdt zij.

De schade als gevolg van het ongeval bestaat onder andere uit immateriële schade, oftewel ‘smartengeld’ (artikel 6:106 BW). De vrouw heeft recht op een vergoeding vanwege de pijn en het lijd die zij heeft ervaren door het ongeval.

Maar wat als de smartengeldvergoeding nog niet is betaald, terwijl de vrouw is overleden? De rechtbank   Midden-Nederland deed hierover een uitspraak op 16 oktober 2019.

Artikel 6:95 lid 2 BW

Het recht op vergoeding van immateriële schade is een hoogstpersoonlijk recht. Dit recht kan overgaan op de erfgenamen van de gerechtigde (overgang onder algemene titel), op voorwaarde dat degene die dat recht toekomt aan de wederpartij heeft meegedeeld aanspraak te maken op vergoeding daarvan (artikel 6:95 lid 2 BW). Dit laatste betreft het ‘mededelingsvereiste’ van artikel 6:95 lid 2 BW.

In het algemeen geldt dus dat nabestaanden het recht op smartengeld erven van de overleden benadeelde. Immers, over het algemeen wordt in letselschadezaken direct bij de aansprakelijkstelling aanspraak gemaakt op vergoeding van alle materiële en immateriële schade.

Maar in deze zaak zei de WA verzekeraar van de vuilniswagen dat zij nooit van de vrouw hadden vernomen dat zij ook daadwerkelijk aanspraak maakte op vergoeding van immateriële schade. De verzekeraar stelde dus dat niet was voldaan aan het mededelingsvereiste van artikel 6:95 lid 2 BW.

In de procedure die volgde, wierp de verzekeraar dit op als verweer tegen de namens de nabestaanden gevorderde immateriële schade.

Die nabestaanden konden vervolgens niet aantonen dat er vóór het overlijden van de benadeelde, aan de verzekeraar te kennen was gegeven dat ook aanspraak werd gemaakt op vergoeding van immateriële schade. Om die reden wees de rechter die vordering van de nabestaanden af.

In deze zaak stond het volgens de rechtbank wel vast dat de vrouw de wens had om ook aanspraak te maken op vergoeding van immateriële schade. Dat bleek uit de correspondentie met de advocaat. Naar de letter van de wettekst is dan strikt genomen nog niet voldaan aan het mededelingsvereiste.

Maar als men de ratio achter dat vereiste bekijkt, ging het de wetgever vooral om het vereiste dat de benadeelde zelf de wens moet hebben gehad aanspraak te maken op het (hoogstpersoonlijke) recht op vergoeding van immateriële schade.

Bovendien zal het iedere WA verzekeraar algemene bekend zijn dat een slachtoffer van een aanrijding met ernstig letsel aanspraak zal kunnen en willen maken op vergoeding van immateriële schade.

Kritiek op mededelingsvereiste artikel 6:95 lid 2 BW

Deze uitspraak is het nieuwste voorbeeld dat kan worden aangehaald bij de al langer bestaande kritiek op het mededelingsvereiste van artikel 6:95 lid 2 BW. Die kritiek bestaat naar aanleiding van situaties waarin het bijvoorbeeld voor een benadeelde onmogelijk is een dergelijke mededeling te doen, bijvoorbeeld als de benadeelde in coma verkeert, of de situaties waarin het overlijden niet direct intreedt, maar wel voordat de benadeelde een dergelijke mededeling aan de aansprakelijke partij kan doen.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een letselschade advocaat? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl |  085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

logo van de rechtspraak in kleuren van salva schaderecht
Menu