Als er een verzekering wordt afgesloten ontstaan er verplichtingen voor de verzekeraar, verzekeringnemer en de verzekerde. Zo hebben de verzekeringnemer en de verzekerde de plicht om binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden. Deze plicht is neergelegd in artikel 7:957 lid 1 BW en wordt ook wel de bereddingsplicht genoemd.
Wanneer geldt de bereddingsplicht?
De bereddingsplicht geldt bij het bestaan van een onmiddellijk dreigend gevaar. De Hoge Raad heeft bepaald dat een enkele dreiging van een gevaar niet voldoende is voor het ontstaan van de bereddingsplicht. De bereddingsplicht bestaat zodra de verzekeringnemer of verzekerde van de verwezenlijking van het risico op de hoogte is of behoorde te zijn (artikel 7:957 lid 1 BW). Het risico voor niet op de hoogte zijn, ligt dus bij de verzekeringnemer en de verzekerde. De verplichting tot het nemen van de nodige maatregelen is niet beperkt tot de verzekering van een zaak. Uit de rechtspraak blijkt dat de bereddingsplicht uit artikel 7:957 lid 1 BW ook van toepassing is in het geval van een aansprakelijkheidsverzekering.
Voor wie geldt de bereddingsplicht?
De bereddingsplicht geldt in ieder geval voor de verzekeringnemer en de verzekerde op grond van artikel 7:957 lid 1 BW. Een derde-verzekerde die zijn aanwijzing nog niet heeft aanvaard, is geen partij bij de verzekeringsovereenkomst. Dit wordt hij pas door zijn aanwijzing te aanvaarden. Toch rust ook op de derde-verzekerde een bereddingsplicht. De bereddingsplicht wordt dan beschouwd als een ‘Obliegenheit’. Obliegenheit houdt in dat voor de partij die geen onderdeel van de overeenkomst is, maar wel betrokken er een bepaalde gehoudenheid ontstaat. Niet-inachtneming van die Obliegenheit leidt tot vermindering van eigen rechten.
Wat zijn de gevolgen van het niet-naleven van de bereddingsplicht?
Artikel 7:957 lid 3 BW geeft het gevolg voor het niet-naleven van de plicht uit lid 1. Indien de verzekerde niet voldoet aan de op hem rustende bereddingsplicht, dan kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt. De schade van de verzekeraar wordt dan verrekend met de uitkering. Deze mogelijkheid is er alleen als het niet-naleven van de bereddingsplicht kan worden toegerekend aan de verzekerde.
Deze verrekeningsbevoegdheid komt de verzekeraar niet toe wanneer een verzekeringnemer, die niet de verzekerde is, niet voldoet aan zijn bereddingsplicht. In zo’n geval moet de verzekeraar zijn schade verhalen via de weg van wanprestatie (artikel 6:74 BW).
Vloeit de bereddingsplicht voort uit de verzekeringsovereenkomst, dan geeft niet-nakoming de verzekeraar de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden (artikel 6:254 BW). Dit kan alleen als de verzekeringnemer of de verzekerde in verzuim verkeert. Tevens mag de verzekeraar dit alleen doen als de tekortkoming ontbinding van de overeenkomst met alle gevolgen van dien rechtvaardigt. De tekortkoming moet dus voldoende ernstig zijn.
In de polisvoorwaarden kunnen er nog andere gevolgen zijn gekoppeld aan het niet-nakomen van de bereddingsplicht, bijvoorbeeld opzegging van de verzekeringsovereenkomst.
Bovendien moet het niet voldoen aan de bereddingsplicht worden onderscheiden van opzettelijk of roekeloos gedrag van de verzekerde zoals bedoeld in artikel 7:952 BW. Aan opzettelijk of roekeloos handelen zijn dan ook weer andere gevolgen verbonden.
Wie draagt de kosten van de beredding?
Artikel 7:957 lid 2 BW bepaalt dat de kosten van de beredding voor rekening komen van de verzekeraar. De wet noemt twee soorten kosten die de verzekeraar moet vergoeden, namelijk de kosten verbonden aan de maatregelen en de schade aan ingezette zaken. Het maakt bij de vergoeding van de kosten niet uit of de maatregelen blijken vergeefs te zijn geweest of het bedrag van de kosten en schade de verzekerde som te boven gaat (zie ook artikel 7:959 lid 1 BW).
Wanneer worden de kosten van de maatregelen vergoed?
Voor het vergoeden van de kosten verbonden aan de bereddingsmaatregelen is het noodzakelijk dat de kosten zijn gemaakt ter voorkoming van een onmiddellijk dreigend gevaar. Dit onmiddellijk dreigend gevaar kan slechts worden weggenomen door bijzondere maatregelen te nemen. Dit betekent dat gewone maatregelen, zoals een brandblusser, niet worden vergoed. Tot slot moeten de genomen maatregelen redelijk en doelmatig zijn en zien op het door de verzekering gedekte belang.
Deze criteria worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde tot het nemen van de maatregelen heeft besloten. De verzekerde mag daarbij in beginsel afgaan op het advies van een deskundige, tenzij de verzekerde wist of behoorde te weten dat dit advies op ondeugdelijke gronden berustte. Bij de beoordeling van onmiddellijk dreigend gevaar en eventuele maatregelen heeft de verzekerde een eigen beoordelingsruimte.
De Hoge Raad heeft op 22 april 2022 geoordeeld dat ook vervangingskosten onder bereddingskosten kunnen vallen. Het ging om een zaak waarin asbestplaten moesten worden verwijderd en het de vraag was of de verzekeraar niet alleen de kosten van verwijdering van de dakplaten moest betalen, maar ook de kosten van vervanging van de dakplaten. De Hoge Raad oordeelde dat vervangingskosten ook als bereddingskosten kunnen worden aangemerkt, indien de enkele verwijdering weliswaar doelmatig zou zijn, maar het verlies van de functie van die zaak redelijkerwijs niet (volledig) voor risico van de verzekerde behoort te komen.
Klik hier om meer te lezen over deze uitspraak van de Hoge Raad.
Wanneer wordt de schade aan ingezette zaken vergoed?
Tevens moet de schade aan zaken die bij de uitvoering van de nodige maatregelen worden ingezet worden vergoed. Hierbij wordt als richtlijn aangehouden of de zaak bewust bij de beredding betrokken is. Een tweetal voorbeelden maakt dit duidelijk.
Voorbeeld 1:
Bij verzekeringnemer breekt brand uit in de keuken. In de tuin ligt een grote berg zand. Het zand wordt door verzekeringnemer bij het blussen gebruikt. Het zand beschadigt, want het is niet meer bruikbaar voor een zandbak. Dit valt onder de bereddingskosten. Het zand is bewust gebruikt bij de beredding en is beschadigd.
Voorbeeld 2:
Bij verzekeringnemer breekt brand uit in de keuken. Bij het blussen ontstaat er waterschade aan de woning van de onderbuurman. Dit valt niet onder de bereddingskosten. De woning wordt niet ingezet voor de beredding.
Ook hier geldt dat het inzetten van de zaken voor de beredding wel redelijk moet zijn. Met een hele dure auto een gevel rammen om een voorwerp van lage waarde te redden, is niet redelijk. De schade aan de auto zal dan niet onder de bereddingskosten vallen en dus niet vergoed worden.
Bereddingskosten in geval van onderverzekering?
Een object kan voor een mindere waarde verzekerd worden dan de daadwerkelijke waarde. Dit wordt ook wel onderverzekering genoemd. De vergoeding voor bereddingskosten wordt in zo’n geval verminderd naar evenredigheid van hetgeen het bedrag van de verzekerde som lager is dan de waarde van de verzekerde zaak op grond van artikel 7:959 lid 2 BW. De vergoeding van kosten van beredding wordt niet verminderd wanneer het niet gaat om verzekering van een zaak, maar om verzekering van een ander belang, bijvoorbeeld het niet ontstaan ven een vordering. Dit is het geval bij een aansprakelijkheidsverzekering.
Hoe dit werkt, wordt duidelijk aan de hand van het volgende voorbeeld. Een bedrijfspand is verzekerd tegen herbouwwaarde. De verzekerde som bedraagt € 500.000,–. Het gebouw wordt door brand volledig verwoest. De herbouwwaarde ten tijde van de brand was € 750.000,–. De bereddingskosten hebben € 9000,– gekost. Hiervan vergoedt de verzekeraar 50/75 deel, dus € 6000, –. De verzekerde krijgt dus een vergoeding van in totaal € 506.000,–.
Conclusie
Op de verzekeringnemer en (derde-)verzekerde rust een bereddingsplicht. Deze plicht houdt in dat bij een onmiddellijk dreigend gevaar maatregelen genomen moeten worden die de schade kunnen voorkomen of beperken. Bij het niet-naleven zijn er drie mogelijke gevolgen op grond van de wet: de schade van de verzekeraar wordt verrekend met de uitkering, de verzekeraar kan de schade verhalen op grond van artikel 6:74 of de verzekeringsovereenkomst kan worden ontbonden. De kosten van bijzondere maatregelen die nodig zijn en de schade aan ingezette zaken, voor zover redelijk, moeten worden vergoed door de verzekeraar. In het geval van onderverzekering kan het echter zijn dat de bereddingskosten vergoed worden naar rato van het verzekerde bedrag ten opzichte van de daadwerkelijke waarde van de zaak.
Vragen?
Heeft u vragen of zoekt u een advocaat gespecialiseerd in verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.
Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem