Hoge Raad over immateriële schade in de Groningse aardbeving zaken

De Hoge Raad heeft op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan over de afwikkeling van de aardbevingsschade van de bewoners in Groningen. De vraag was hierbij wanneer er aanspraak kon worden gemaakt op vergoeding van vermogensschade wegens gederfd woongenot en op vergoeding van immateriële schade.

                          Feiten

De NAM heeft vanaf 1963 gas gewonnen uit het Groningerveld. Boven dat veld wonen of woonden mensen. De productie van het gas zorgt voor bodemdaling en aardbevingen. Door de jaren heen zijn er verschillende aardbevingen met meer dan 1,5 en 2 op de schaal van Richter gemeten. Naar aanleiding van de aardbevingen en de schade die dit aan veel huizen veroorzaakte, meldden bewoners schade aan hun huizen bij de NAM. Dit kon tot 1 januari 2015. Vanaf 2015 werden de schades door Centrum Veilig Wonen behandeld en in 2018 werd de schadeafhandeling overgenomen door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen.

Overweging van het Hof

Het hof oordeelde dat de NAM op grond van artikel 6:177 BW aansprakelijk is voor de schade die ontstaat als gevolg van de beweging van de bodem door de exploitatie van het aardgasveld. De hinder moet echter boven een bepaald niveau uitkomen voordat de NAM aansprakelijk is. De NAM heeft fysieke schade aan verschillende bewoners uitgekeerd op basis van hun Protocol, waarmee ervan uit kan worden gegaan dat in die gevallen sprake is geweest van hinder boven dat niveau.

Dit betekent dat de NAM in die gevallen onrechtmatige heeft gehandeld jegens de bewoners en dat zij ook ook recht hebben op vergoeding van vermogensschade als gevolg van het missen van woongenot, mits de woning als hoofdverblijf wordt gebruikt. Voor de bewoners zonder vastgestelde schade boven een bepaald niveau, hangt van de individuele situatie af of de hinder en overlast ernstig genoeg is geweest voor aanspraak op schadevergoeding.

Voor het recht op immateriële schade moet de bewoner zonder lichamelijk letsel kunnen aantonen dat hij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’, conform artikel 6:106 BW. De rechtbank neemt aan dat bewoners in een bepaalde categorie, boven een bepaald niveau, op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen wel of geen fysieke schade aan de woning, omdat ten eerste fysieke schade aan de woning een concrete aantasting van de woning is en daarmee van de persoonlijke levenssfeer. Dergelijke aantasting kan veelal beangstigend zijn en afbreuk doen aan diens gevoel voor veiligheid. Bovendien blijkt uit het onderzoek van Gronings Perspectief dat er een duidelijk verband is tussen het ervaren van hinder en stress-gerelateerde klachten en fysieke schade aan de woning. In meervoudige schades aan de woning is dit verband nog sterker.

Als vergoeding voor immateriële schade is een minimumbedrag van € 2.500,– redelijk. Dat bedrag kan in individuele gevallen worden verhoogd, bijvoorbeeld wanneer meer dan tweemaal schade is vastgesteld, of ten gevolge van de aardbevingen ernstige (psychische) gezondheidsklachten zijn ontstaan of de woning onbewoonbaar is verklaard of langdurig niet bewoond kon worden.

Beslissing Hoge Raad

De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof en  veroordeelt de NAM in de kosten. De Hoge Raad merkt daarbij nog het volgende op: Als feiten komen vast te staan waaruit in het algemeen kan worden afgeleid dat woongenot is gederfd, maar de omvang van deze schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, moet die schade worden geschat (art. 6:97 BW).

Klik hier voor de gehele uitspraak van de Hoge Raad van  15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1534.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in het aansprakelijkheidsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor  gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

voorkant gebouw hoge raad
Menu