De Hoge Raad over schending mededelingsplicht en de twee maandentermijn voor kennisgeving

De overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer is gebaseerd op vertrouwen. Een schending van dit vertrouwen kan verstrekkende gevolgen hebben. Eén van deze schendingen betreft het niet nakomen van de mededelingsplicht. Als de verzekeraar ontdekt dat de mededelingsplicht is geschonden, moet hij de verzekeringnemer tijdig op deze ontdekking wijzen. Is de verzekeraar te laat, dan kan hij zich niet meer op de gevolgen van de schending beroepen. De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen over de vraag op welk moment de termijn begint voor de verzekeraar om de verzekeringnemer op de ontdekking te moeten wijzen.

Verzwijging

De feiten die ten grondslag liggen aan het oordeel van de Hoge Raad zijn de volgende. Een koeriersbedrijf heeft een verzekering afgesloten voor een van de bedrijfsauto’s. Bij het aangaan van de overeenkomst wordt het bedrijf gevraagd het schadeverleden van de bedrijfsauto op te geven. De verzekeringstussenpersoon van het bedrijf geeft aan dat er de afgelopen jaren geen schade is geleden en dat voor schade in ieder geval minder dan € 10.000 is uitgekeerd.

In werkelijkheid heeft de bedrijfsauto twintig schades opgelopen en is daarvoor meer dan € 50.000 uitgekeerd. Dat betekent dat het bedrijf de vragen niet juist heeft beantwoord en de mededelingsplicht niet is nagekomen. De verzekeraar weigert uitkering en het bedrijf gaat hierop naar de rechter. De vraag die in cassatie speelt, is of de verzekeraar nog een beroep kan doen op de schending van de mededelingsplicht of dat hij hiervoor te laat was.

De mededelingsplicht

Voordat een verzekeraar een overeenkomst met de verzekeringnemer aangaat, wil hij eerst een en ander weten van de verzekeringnemer. Op basis van die informatie kan de verzekeraar beter inschatten welk risico hij loopt en daarop bijvoorbeeld de voorwaarden en premie aanpassen of helemaal geen verzekeringsovereenkomst willen sluiten.

Op basis van artikel 7:928 lid 1 BW is de verzekeringnemer verplicht vóór het sluiten van de verzekeringsovereenkomst alle feiten mede te delen die hij kent of moet kennen en waarvan hij weet dat deze feiten van invloed zijn op de vraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden de verzekeraar met hem een overeenkomst wil aangaan. Dit wordt ook wel de mededelingsplicht genoemd.

Niet-nakoming mededelingsplicht

Het schenden van de mededelingsplicht heeft verschillende gevolgen. Zo kan de verzekeraar de overeenkomst onder omstandigheden opzeggen of uitkering weigeren. Meer informatie over de soorten verzwijging en de gevolgen daarvan leest u hier.

Om aanspraak te maken op het inroepen van deze gevolgen, moet de verzekeraar de verzekeringnemer binnen twee maanden na ontdekking wijzen op de schending. Ook moet de verzekeraar hierbij de mogelijke gevolgen van de schending melden.

De vervaltermijn

In de praktijk is het meestal de vraag wanneer de verzekeraar de schending van de mededelingsplicht heeft ‘ontdekt’. Dit ontdekkingsmoment is belangrijk, omdat vanaf dit moment de termijn van twee maanden begint te lopen waarbinnen de verzekeraar de verzekeringnemer moet wijzen op de schending. De reden achter deze vervaltermijn van twee maanden is de verzekeringnemer duidelijkheid geven over de vraag of de verzekeraar nog een beroep op het schenden van de mededelingsplicht gaat doen.

Subjectieve of objectieve uitleg

Voor het antwoord op de vraag wanneer de schending wordt ‘ontdekt’, bestaan in de literatuur twee opvattingen. De subjectieve opvatting gaat uit van een daadwerkelijke ontdekking door de verzekeraar. De objectieve opvatting laat ook ruimte voor omstandigheden waaruit blijkt dat de verzekeraar de schending redelijkerwijs behoorde te ontdekken. In dat laatste geval kan de termijn van twee maanden eerder beginnen, namelijk niet op het moment dat de verzekeraar weet van de schending, maar al op het moment dat de verzekeraar redelijkerwijs behoorde te weten van de schending.

De wijze van uitleg van het ontdekkingsmoment kan voor de praktijk dus grote gevolgen hebben. In deze zaak beargumenteerde het bedrijf dat de objectieve benadering moet worden gevolgd. Dit zou tot gevolg hebben dat de verzekeraar in dit geval te laat zou zijn geweest met de kennisgeving van het ontdekken van de schending aan de verzekeringnemer. Het oordeel van de Hoge Raad over welke benadering moet worden gevolgd en wat de gevolgen hiervan zijn, is de volgende.

De opvatting van de Hoge Raad over de vervaltermijn

De Hoge Raad verwijst bij de invulling van het ontdekkingsmoment allereerst naar de wetsgeschiedenis. Hierin is door de wetgever toegelicht dat voor een ontdekking van een schending van de mededelingsplicht nog niet voldoende is dat hiervan een vermoeden bestaat. Er is pas sprake van een ontdekking als de verzekeraar een voldoende mate van zekerheid heeft dat de mededelingsplicht is geschonden.

De Hoge Raad baseert hierop zijn oordeel dat de vervaltermijn “pas gaat lopen als de verzekeraar voldoende zekerheid heeft verkregen dat de verzekeringnemer diens mededelingsplicht niet is nagekomen”. De zinsnede “heeft verkregen” kan erop duiden dat de Hoge Raad de subjectieve benadering als uitgangspunt neemt.

Nuancering van deze opvatting

Op welk moment de verzekeraar voldoende zekerheid heeft gekregen, is volgens de Hoge Raad afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad vervolgt: “Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval wanneer de verzekeraar de bedoelde zekerheid heeft verkregen, en of en in welke mate van de verzekeraar mag worden verwacht dat hij onderzoek doet nadat hij aanwijzingen heeft gekregen dat de verzekeringnemer diens mededelingsplicht niet is nagekomen.”

Deze laatste toevoeging kan gelezen worden als een nuancering op de subjectieve uitleg die de Hoge Raad eerst lijkt te beschrijven. Met deze laatste overweging lijkt de Hoge Raad namelijk een kier open te laten voor een minder subjectieve uitleg in het geval er aanwijzingen bestaan dat de verzekeringnemer de mededelingsplicht heeft geschonden.

Voor toepassing van deze nuancering zag de Hoge Raad in de betreffende zaak geen aanleiding. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen onjuiste maatstaf heeft toegepast door in deze zaak te oordelen dat de verzekeraar (in subjectieve zin) op tijd was met het wijzen van de verzekeringnemer op de schending van de mededelingsplicht.

Conclusie

Het is de vraag of de Hoge Raad met deze uitspraak meer duidelijkheid heeft geschapen ten aanzien van het ingangsmoment van de termijn van twee maanden. Het bepalen van het ontdekkingsmoment blijft erg afhankelijk van de feiten van het specifieke geval. In ieder geval lijkt de Hoge Raad niet uit te gaan van een volledig subjectieve uitleg, maar lijkt hij wel laat hij ruimte vrij te laten voor een meer objectieve uitleg.

Hier kunt u de volledige uitspraak van de Hoge Raad lezen.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in het verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor  gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

plaatje van allerlei verzekeringspolissen bij elkaar
Menu