De Hoge Raad beantwoordt de vraag of een letselschadeslachtoffer dat heeft gefraudeerd nog steeds recht heeft op vergoeding.
Het slachtoffer van een verkeersongeval dat een dwarslaesie opliep, maar had gefraudeerd bij het aangaan van de autoverzekering, mag volgens de Hoge Raad toch geen vergoeding worden geweigerd. De Hoge Raad heeft hierover op 4 juli 2025 uitspraak gedaan.
Eerder dit jaar heeft de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad een conclusie geschreven over de zaak van de jonge vrouw die bij een verkeersongeval een dwarslaesie opliep. Haar zus zat achter het stuur en is aansprakelijk. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de auto, die de aansprakelijkheid van de zus dekt, weigerde de schade van het slachtoffer te vergoeden. De autoverzekering was immers door het slachtoffer onder valse voorwendselen aangegaan op naam van een vriendin. Het slachtoffer kon immers niet op eigen naam een verzekering sluiten, omdat zij onder bewind stond. Om toch haar auto te kunnen verzekeren, heeft zij haar auto op naam van een vriendin verzekerd. Het slachtoffer had dus gefraudeerd om een autoverzekering te kunnen krijgen. Bij kennis van de ware stand van zaken had de verzekeraar de verzekering niet gesloten. Daarom vond de verzekeraar dat zij een schadevergoeding aan het slachtoffer mocht weigeren.
Het gerechtshof had de verzekeraar gelijk gegeven.
Het slachtoffer ging naar de Hoge Raad. Eerst verscheen er de conclusie van de Advocaat-Generaal Hartlief. Hartlief concludeerde dat het gerechtshof tot een verkeerd oordeel was gekomen.
Op 4 juli 2025 heeft de Hoge Raad geoordeeld. Ook de Hoge Raad oordeelt dat het gerechtshof tot een verkeerd oordeel is gekomen. De Hoge Raad benadrukt immers dat het verzekeringsrecht losstaat van het aansprakelijkheidsrecht. Als een eigen verzekerde fraudeert, dan kan de verzekeraar allerlei gevolgen daaraan verbinden. Dat zijn gevolgen die voortkomen uit de verzekeringsovereenkomst, waaronder de polisvoorwaarden. Eén van die gevolgen is dat de verzekeraar helemaal niets meer hoeft uit te keren.
Dergelijke gevolgen kan een verzekeraar niet zonder meer inroepen tegen iemand anders die heeft gefraudeerd, zoals een slachtoffer van een verkeersongeval die helemaal geen verzekeringsovereenkomst heeft met de verzekeraar (een ‘derde-benadeelde’). Op die verhouding zijn dergelijke verzekeringsrechtelijke afspraken en voorwaarden niet van toepassing.
Al zeker meer dan 10 jaar wordt hierover in de praktijk gediscussieerd. Het was steeds de vraag of een verzekeraar toch dergelijke sancties kan inroepen tegen een ‘derde benadeelde’, iemand met wie hij geen verzekeringsovereenkomst heeft gesloten. In de rechtspraak werd dit idee niet omarmd.
In de beslissingen van het Kifid, was dat anders. Daar werd dat idee wél als rechtmatig gezien. Mogelijk heeft dat eraan bijgedragen dat verzekeraars het toch steeds zijn blijven proberen.
Vervolgens volgde het ‘Bijrijders-arrest’. In dat arrest maakte de Hoge Raad voor het eerst duidelijk dat een verzekeraar geen verzekeringsrechtelijke sancties mag toepassen op derde-benadeelden.
Nu is er dus een tweede arrest van de Hoge Raad over dit onderwerp, maar dan in een andere zaak. Waarom is het dan opnieuw geprobeerd door een verzekeraar? Omdat de derde-benadeelde in deze zaak weer net een andere soort derde-benadeelde was dan de derde-benadeelde in het Bijrijders-arrest. In deze zaak was de derde-benadeelde immers ook degene die betrokken was bij de verzekeringsovereenkomst, namelijk als ‘bekende derde’, dus als iemand wiens belangen bij de verzekering ook zijn gedekt. In dit geval dus iemand die ook in de verzekerde auto zou rijden. Volgens de verzekeraar betekende die omstandigheid dat de verzekeringsrechtelijke sancties bij fraude, toch ook tegen haar konden worden ingeroepen, ook al was zij ook een derde-benadeelde, dus iemand die juist het slachtoffer is van de aansprakelijke verzekerde van de verzekeraar.
En dus moest ook hierover worden geprocedeerd en kwam het ook in deze zaak tot een arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelt echter dat het niet uitmaakt dat de derde-benadeelde ook een bekende derde is. Nog steeds is het slachtoffer een derde-benadeelde en dus mag de verzekeraar geen verzekeringsrechtelijke sancties inroepen tegen haar.
Is er dan binnen het aansprakelijkheidsrecht geen regel die een frauderend slachtoffer ‘sanctioneert’? Dit wordt wel geprobeerd met een beroep op artikel 2 van Boek 6, ‘de redelijkheid en billijkheid’. Op grond van dit algemene beginsel zou een frauderend slachtoffer het recht op schadevergoeding geheel of gedeeltelijk moeten kunnen verliezen. Ook hierover was er nog geen doorslaggevende rechtspraak. Met dit arrest van de Hoge raad is dat er wel: de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) kan eigenlijk niet van betekenis zijn in dit soort zaken omdat de bescherming van de derde-benadeelde is gebaseerd op Europees recht.
Met dit arrest lijkt deze discussie, waarover al jarenlang veel is geschreven, voor eens en mogelijk ook voor altijd te zijn beslecht.
Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht, letselschade en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op. Schaderecht Advocatuur is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Schaderecht Advocatuur | info@schaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem