In een langlopende Antilliaanse verzekeringsrechtelijke zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een uitspraak van het Caribische gerechtshof opnieuw moet.
De aanleiding van deze zaak is een verkeersongeval op het Franse gedeelte van het eiland Sint Maarten, waarbij iemand ernstig letsel opliep. Het ongeval was veroorzaakt met een voertuig dat werd gebruikt door een werknemer van een filmproductiebedrijf. Dat bedrijf had de auto verzekerd bij een verzekeraar, gevestigd op het Nederlandse gedeelte van het eiland Sint Maarten.
De vraag die speelt is of de verzekeraar zich mag beroepen op een dekkingsbeperking die naar Nederlands-Antilliaans recht geldig is, maar naar Frans recht ongeldig. Moet het Franse recht hier voorrang krijgen?
Samenvatting
Verzoekster tot cassatie, de verzekeraar “National General Insurance Co N.V.” (Nagico) is partij bij een verzekeringsovereenkomst die is gesloten met verweerster in cassatie, JLA Productions S.A.
JLA is een productiebedrijf voor Franse films en is gevestigd op het Franse deel van het eiland Sint Maarten. Nagico heeft haar hoofdkantoor op het Nederlandse deel van Sint Maarten.
De verzekering biedt dekking tegen het risico van aansprakelijkheid voor een bedrijfsauto van JLA. In het jaar 2000 is een werknemer van JLA met de bedrijfsauto betrokken geraakt bij een verkeersongeval op het Franse deel van het eiland. Een andere persoon is daardoor ernstig gewond geraakt.
JLA vergoedt de letselschade van die persoon. Slechts een gedeelte van die schadevergoeding is gedekt onder de verzekering bij Nagico. Er geldt immers een aansprakelijkheidsbeperking waardoor slechts maximaal 90.000 Nederlands Antilliaanse Gulden (NAf) is verzekerd.
JLA acht die aansprakelijkheidsbeperking nietig omdat een dergelijke beperking in strijd is met dwingend Frans recht dat bepaalt dat dergelijke beperkingen ten aanzien van letselschade nietig zijn. Nagico acht de aansprakelijkheidsbeperking geldig naar Nederlands-Antilliaans recht, het recht waaronder de verzekeringsovereenkomst is gesloten.
Er volgt een gerechtelijke procedure. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oordeelt dat Nagico zich niet mag beroepen op de aansprakelijkheidsbeperking. Volgens het hof wordt de verzekeringsovereenkomst weliswaar beheerst door Nederlands-Antilliaans recht, maar dient de dwingendrechtelijke bepaling uit de Franse wetgeving in dit geval toch voorrang te krijgen.
Het hof baseert dit oordeel op artikel 7 lid 1 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19-06-1980 (EVO). In artikel 7 lid 1 EVO staat dat gevolg kan worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van een ander land waarmee het geval nauw is verbonden, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.
Nagico stapt naar de Hoge Raad en die casseert. Het hof heeft geen volledige afweging gemaakt van de belangen die zijn gemoeid bij het al dan niet bij wijze van voorrangsregel toepassen van een Franse wettelijke bepaling op een verzekeringsovereenkomst naar Nederlands-Antilliaans recht. De Hoge Raad verwijst de zaak daartoe terug naar het hof.
Commentaar
Het Gemeenschappelijke Hof van Justitie dient zich gelet op dit oordeel van de Hoge Raad nog eens te buigen over de vraag waarom de dwingendrechtelijke bepaling naar Frans recht, als voorrangsregel zou moeten worden beschouwd bij een naar Nederlands-Antilliaans recht gesloten verzekeringsovereenkomst. Daarbij dient het hof volgens de Hoge Raad in het bijzonder de volgende belangen af te wegen.
Aan de ene kant dient het hof acht te slaan op de belangen die worden gediend door toepassing te geven aan de dwingendrechtelijke bepaling uit de Franse wetgeving, namelijk de belangen die zijn gediend bij een verbod op een dekkingsbeperking voor lichamelijk letsel in aansprakelijkheidsverzekeringen voor verkeersdeelnemers.
Aan de andere kant dient het hof mee te wegen de belangen die worden gediend door toepassing te geven aan het recht van Sint Maarten, waarbij een betrekkelijk lage dekkingsbeperking is toegestaan teneinde een hogere dekkingsgraad te bewerkstelligen door lagere premiestelling.
Volgens de Hoge Raad heeft Nagico terecht geklaagd dat het hof alleen de belangen die worden gediend bij de Franse dwingendrechtelijke bepaling in zijn overweging heeft meegenomen en dat het hof heeft verzuimd ook de belangen mee te wegen die juist zijn gediend bij het toelaten van een dekkingsbeperking, namelijk het bereiken van een hogere dekkingsgraad.
Het hof dient bij dat oordeel volgens de Hoge Raad ook te betrekken waarom toepassing van de dwingendrechtelijke bepaling uit de Franse wetgeving door haar aard en strekking gerechtvaardigd is.
Het hof heeft artikel 7 lid 1 EVO dus toegepast zonder daarbij de afweging te maken die wordt verlangt door het artikel. Artikel 7 lid 1 EVO luidt:
“Bij de toepassing ingevolge dit Verdrag van het recht van een bepaald land kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van een ander land waarmede het geval nauw is verbonden, indien en voor zover deze bepalingen volgens het recht van dit laatstgenoemde land toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.
Bij de beslissing of aan deze dwingende bepalingen gevolg moet worden toegekend, wordt rekening gehouden met hun aard en strekking, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing van deze bepalingen zouden voortvloeien.” (onderstreping PvH)
De Hoge Raad benadrukt in zijn arrest dat artikel 7 lid 1 EVO en het daarmee overeenstemmende artikel 9 Rome I, bepalingen zijn die een uitzondering vormen op het stelsel van verwijzingsregels van het EVO en Rome I. Deze bepalingen laten immers toe dat soms, in afwijking van de verwijzingsregels in EVO en Rome I, toch voorrang dient te worden gegeven aan een bepaling uit een rechtsstelsel dat niet van toepassing is op de overeenkomst.
Conform de rechtspraak daarover van het Hof van Justitie van de Europese Unie dienen de artikelen 7 lid 1 EVO en artikel 9 Rome I daarom strikt te worden uitgelegd.
De klacht van Nagico in cassatie is dat het hof bij de beslissing over de toepassing van de Franse dwingendrechtelijke bepaling, ten onrechte onvoldoende rekening had gehouden met de aard en strekking van die bepaling, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing van die bepaling zou voortvloeien. Die klacht acht de Hoge Raad gegrond en dus zal het hof zich daar nu alsnog over moeten buigen.
Nu, twintig jaar na het verkeersongeval wat de aanleiding was tot deze procedure, blijft het voorlopig de vraag of de aansprakelijkheidsbeperking alsnog mag worden ingeroepen of dat het Franse recht daar een stokje voor steekt, ook al wordt de verzekeringsovereenkomst helemaal niet beheerst door het Franse recht.
In een breder maatschappelijke context over het stelsel van verplichte verzekering tegen het risico van aansprakelijkheid in het verkeer, kan van het hof mogelijk een nadere beschouwing worden verwacht daarover. Ook zal het hof zich in dat kader moeten uitlaten over de gevolgen die voortvloeien uit de toepassing of niet-toepassing van de Franse dwingendrechtelijke bepaling.
Een dergelijke beschouwing heeft consequenties voor de verzekeringsdekking van verkeersaansprakelijkheid op Sint Maarten, maar mogelijk ook buiten Sint Maarten.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad.
VAST-Online
Deze samenvatting met commentaar is gepubliceerd op VAST-Online. Klik hier om die publicatie te lezen.
Vragen?
Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.
Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem