Mag de verzekeraar kwaliteitseisen stellen aan de contra-expert?

De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft zich op 25 juni 2021 uitgelaten over de rechtsgeldigheid van een door Achmea gebruikt beding met betrekking tot de vergoeding van kosten van door verzekerden ingeschakelde contra-experts.

Achmea gebruikt het betreffende beding in de algemene voorwaarden van diverse schadeverzekeringen. Het beding bepaalt dat de redelijke kosten van de door de verzekerde ingeschakelde contra-expert alleen voor vergoeding door Achmea in aanmerking komen indien de contra-expert is ingeschreven (i) in het register van het Nederlands Instituut Van Register Experts of (ii) bij een vergelijkbare beroepsorganisatie, die (a) zich aan de Gedragscode schade-expertiseorganisaties van het Verbond van Verzekeraars houdt en (b) in haar statuten en reglementen een duidelijke klacht- en tuchtprocedure en eisen voor permanente opleiding van experts heeft opgenomen.

Volgens Achmea gaat het om kwaliteitseisen die (ook) in het belang van haar verzekerden zijn.

Volgens Stichting Ombudsman Schadeverzekeringen Nederland (hierna: ‘OSN’) is het desbetreffende beding in strijd met artikel 7:959 lid 1 in samenhang met artikel 7:963 lid 6 BW. OSN betoogt dat een verzekeraar op grond van de wet uitsluitend mag weigeren de kosten van een contra-expert te vergoeden, indien die kosten niet redelijk zijn. Achmea stelt met het beding onterecht verdergaande eisen aan de contra-expert.

Wanneer wordt er een (contra-)expert ingesteld?

Een schade-expert komt in beeld wanneer zich een schadeveroorzakende gebeurtenis heeft voorgedaan die de verzekeraar niet kan afwikkelen op basis van de door de verzekerde aangeleverde stukken. In zo’n geval schakelt de verzekeraar een expert in. De expert stelt dan de hoogte van de schade vast. De verzekerde heeft meestal op basis van de polisvoorwaarden recht op een contra-expert. Op grond van artikel 7:959 lid 1 BW komen deze kosten voor de verzekeraar, voor zover het maken en de omvang van de kosten redelijk zijn. Dit wordt de dubbele redelijkheidstoets genoemd.

Mag een verzekeraar afwijken van artikel 7:959 lid 1 BW?

Gelet op artikel 7:963 lid 6 BW is het de verzekeraar niet toegestaan om in de verzekeringsvoorwaarden bij een consumentenverzekering ten nadele van de verzekeringnemer of de verzekerde af te wijken van artikel 7:959 lid 1 BW. Afwijken mag alleen voor zover de door verzekerde gemaakte expertisekosten het bedrag gelijk aan de verzekerde som overschrijden.

Mag een verzekeraar kwaliteitseisen stellen?

Volgens de advocaat-generaal geven de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 7:959 lid 1 en artikel 7:963 lid 6 BW geen uitdrukkelijk antwoord op de vraag of kwaliteitseisen als door Achmea in haar verzekeringsvoorwaarden gesteld zijn toegestaan. De literatuur is verdeeld en er is geen rechtspraak waarin antwoord wordt gegeven op de vraag of voorwaarden als die van Achmea al dan niet in strijd zijn met artikel 7:959 lid 1 in samenhang met artikel 7:963 lid 6 BW.

De advocaat-generaal is van mening dat er uit de wet maar één voorwaarde is voor de kostenvergoeding van een contra-expert, namelijk de kosten moeten in redelijkheid zijn gemaakt en de hoogte van de kosten is redelijk. Binnen deze grens heeft de verzekerde een zekere keuzevrijheid om een eigen expert in te schakelen. Het belang van de verzekerde om een eigen expert in te schakelen is groot. Hij staat namelijk tegenover een verzekeraar die zich onder andere door bedrijfseconomische afwegingen laat leiden. Daarmee is in strijd dat de verzekeraar categorische kwaliteitseisen aan de contra-expert stelt, die een vergaande abstracte invulling van de redelijkheid inhouden.

De advocaat-generaal wijst erop dat het verzekeraars vrij staat om achteraf aan te voeren dat de kosten van de contra-expert niet redelijk zijn, omdat de contra-expert niet deskundig is. In de voorwaarden van Achmea wordt echter vooraf op een abstracte manier invulling gegeven aan de dubbele redelijkheidstoets.

Wat zijn de bezwaren van de voorwaarden van Achmea?

Aan het vooraf invulling geven aan de dubbele redelijkheidstoets kleven verschillende bezwaren. Het voornaamste bezwaar is de beperking van de keuzevrijheid van de verzekerde, die hem toekomt op grond van artikel 7:959 lid 1 BW. Het is niet aannemelijk dat deskundige bijstand buiten de door de kwaliteitseisen gestelde kaders niet mogelijk is en we kunnen er niet zonder meer van uitgaan dat een eventuele bestaande keuzeruimte voor verzekerden in de toekomst gewaarborgd zal zijn. Het tweede bezwaar is het feit dat de invulling van de redelijkheidstoets verder gaat dan nodig is. De verzekeraar heeft al de mogelijkheid de noodzaak om die expert in te schakelen te betwisten of de redelijkheid van de gemaakte kosten. Bovendien zijn er minder vergaande oplossingen denkbaar.

Conclusie

De advocaat-generaal komt tot de conclusie dat de door Achmea gestelde kwaliteitseisen in strijd zijn met dwingend recht, namelijk artikel 7:959 lid 1 in samenhang met artikel 7:963 lid 6 BW. De voorwaarden zijn daarmee vernietigbaar (artikel 3:40 lid 2 BW).

Het is afwachten of de Hoge Raad deze conclusie zal overnemen.

Klik hier voor de volledige conclusie van de advocaat-generaal van 25 juni 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:643).

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor  gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

voorkant gebouw hoge raad
Menu