Opdrachtgever verplicht ZZP’er te verzekeren? “Niet uitgesloten”, aldus hof Arnhem-Leeuwarden

Kan een opdrachtgever verplicht zijn om een verzekering af te sluiten voor opdrachtnemers, zoals ZZP’ers, als die opdrachtnemers werkzaamheden verrichten in de uitoefening van het beroep of bedrijf van de opdrachtgever? Dat kan, aldus het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Lees de uitspraak van 18 december 2019 op recht.nl. De uitspraak stond voorheen ook op rechtspraak.nl (ECLI:NL:GHARL:2019:10566).

De verzekeringsplicht van artikel 7:611 BW

Sinds 2008 bestaat er een regel die is ontwikkeld in de rechtspraak. Die regel houdt in dat een werkgever gehouden is om te zorgen voor een behoorlijke verzekering voor werknemers. Het gaat om werknemers die voor het werk onderweg zijn in een auto of ander motorvoertuig en dus het risico lopen op verkeersongevallen.

Deze verplichting is gebaseerd op ‘goed werkgeverschap’, zoals bedoeld in artikel 7:611 BW. Als de werkgever die verplichting niet nakomt en de werknemer lijdt daardoor schade, dan is de werkgever aansprakelijk. De schade van de werknemer bestaat dan uit het missen van de uitkering die de werknemer zou hebben ontvangen als er wél een behoorlijke verzekering zou zijn afgesloten.

Dit is door de Hoge Raad geoordeeld in 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BB6175 en ECLI:NL:HR:2008:BB4767). Deze betalingsverplichting van de werkgever is gebaseerd op de rechtstreeks uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende eisen van de redelijkheid en billijkheid.

Deze verzekeringsplicht stond centraal in de procedure waarin het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak deed op 18 december 2019. Want geldt die verzekeringsplicht alleen voor werkelijke werknemers, dus met een arbeidsovereenkomst?

Of kan die verplichting ook gelden ten aanzien van sommige niet-werknemers, zonder arbeidsovereenkomst, zoals ZZP’ers. Dus net zoals de zorgplicht van de werkgever ook kan gelden ten aanzien van sommige niet-werknemers zoals ZZP’ers, uitzendkrachten en vrijwilligers (artikel 7:658 lid 4 BW).

Het gerechtshof oordeelt dat dit niet is uitgesloten. Over dat oordeel hieronder meer. Eerst even de casus.

Casus

In deze zaak gaat het om een ZZP’er die voeger is van beroep. Hij heeft een eigen voegersbedrijf. Zijn ouders hebben ook een voegersbedrijf.

In de bedrijfsauto overkomt de ZZP’er een ongeluk waarbij hij ernstig letsel oploopt. Volgens hem is de bedrijfsauto van het voegersbedrijf van zijn ouders. Er zijn geen anderen betrokken bij het ongeval. Het betreft een eenzijdig ongeval.

Voor de inzittenden van de bedrijfsauto is een ongevallen inzittenden verzekering afgesloten. Onder die polis is door de ongevallenverzekeraar een bedrag uitgekeerd aan de ZZP’er.

De ZZP’er heeft zelf een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Die arbeidsongeschiktheidsverzekeraar heeft ongeveer € 400.000,– uitgekeerd.

De ZZP’er stelt dat zijn schade niet volledig is vergoed met de uitgekeerde bedragen uit de ongevallen inzittenden verzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Om die reden stelt hij het bedrijf van zijn ouders aansprakelijk omdat is nagelaten een deugdelijke verzekering af te sluiten voor de inzittenden van de bedrijfsauto.

Immers, een ongevallen inzittenden verzekering keert één vast bedrag uit, ongeacht wat de concrete schade is. Er had volgens de ZZP’er een schadeverzekering inzittenden moeten worden afgesloten, een SVI dus.

(Lees dit artikel over het verschil tussen de ongevallen inzittenden verzekering en de schadeverzekering inzittenden.)

Het bedrijf van de ouders heeft een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB). De ZZP’er is een rechtszaak begonnen tegen zowel het bedrijf van zijn ouders als de aansprakelijkheidsverzekeraar van dat bedrijf (onder gebruikmaking van de direct actie van artikel 7:954 BW).

De ZZP’er stelt dat hij gebruik maakte van de bedrijfsauto van het bedrijf van zijn ouders. Hij is dan weliswaar werkzaam als zelfstandige (en dus niet als werknemer), maar door gebruikmaking van die bedrijfsauto verkeert hij wel in een vergelijkbare positie als een werknemer. Immers, door te rijden in die bedrijfsauto is hij voor wat betreft de behoorlijkheid van de verzekering afhankelijk van het soort verzekering dat door het bedrijf van zijn ouders is afgesloten.

Uitspraak rechtbank Midden-Nederland

De rechtbank Midden-Nederland gaat niet mee in deze stelling. De uitspraak van 6 december 2017 leest u hier.

De belangrijkste reden daarvoor is dat de ZZP’er niet verplicht werd om de bedrijfsauto van het bedrijf van zijn ouders te gebruiken. Om die reden verkeert de ZZP’er niet in een vergelijkbare positie als een werknemer. Daarom kan er ook geen verplichting bestaan voor het bedrijf van de ouders om (op grond van de redelijkheid en billijkheid) voor een behoorlijke verzekering te zorgen.

[eiser] heeft enkel naar voren gebracht dat [gedaagde] de bedrijfsauto ter beschikking heeft gesteld. Het betoog van [eiser] dat hij reeds om die reden in dezelfde positie verkeert als een werknemer, kan niet worden gevolgd. Hij heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aannemelijk kunnen maken dat hij van [gedaagde] instructies had gekregen op grond waarvan hij verplicht was de bedrijfsauto van [gedaagde] te gebruiken. De positie van [eiser] als zelfstandig ondernemer is op dit punt wezenlijk anders dan die van een werknemer. [eiser] beschikte over een eigen (bedrijfs)auto. Dat hij om praktische redenen gebruik maakte van de bedrijfsauto van [gedaagde] of dat het voor hem financieel aantrekkelijk was om dit te doen, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat dit een verplichting was en dat het niet ter vrije keuze van [eiser] stond om zijn eigen auto te gebruiken.

Hoewel de rechtbank de mogelijkheid van een verzekeringsplicht voor een ZZP’er open laat, gaat het in dit specifieke geval dus niet op, omdat de ZZP’er in de bedrijfsauto kon rijden, in plaats van dat hij erin moest rijden.

Vervolgens gaat de ZZP’er in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Het gerechtshof komt tot een vergelijkbaar oordeel als de rechtbank: een verplichting voor een opdrachtgever om een behoorlijke verzekering af te sluiten voor een ZZP’er zou kunnen, maar niet in dit specifieke geval.

Anders dan de rechtbank, gaat de aandacht van het gerechtshof vooral uit naar de vraag of sprake is van een gezagsverhouding. Want er is alleen sprake van een vergelijkbare positie met een werknemer, als op zijn minst ook sprake is van een gezagsverhouding.

Het gerechtshof komt tot de conclusie dat dit vereist ontbreekt. Het oordeelt:Van een gezagsverhouding tussen [appellant] en [geïntimeerde] is het hof niet gebleken. Daarom kan niet worden gezegd dat [appellant] op gelijke voet stond met de werknemers van [geïntimeerde] . Het enkele feit dat ook de werknemers van [geïntimeerde] van de bedrijfsauto gebruik maakten of konden maken in het kader van de uitvoering van hun werkzaamheden, maakt het voorgaande niet anders.

Om die reden is het niet afsluiten van een inzittendenschadeverzekering voor de bedrijfsauto van [geïntimeerde] niet in strijd met de ten opzichte van [appellant] in acht te nemen redelijkheid en billijkheid.

Deze uitspraak is dus ongunstig voor de betreffende ZZP’er. Maar voor de rechtsontwikkeling is het interessant en relevant omdat het gerechtshof lijkt te bevestigen wat de rechtbank Midden-Nederland in 2017 al suggereerde, namelijk dat een opdrachtgever onder omstandigheden verplicht kan zijn om ook voor een opdrachtnemer een behoorlijke verzekering af te sluiten.

Het gerechtshof oordeelt immers:

Het hof acht niet uitgesloten dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in de rechtsverhouding tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer die niet in een arbeidsrechtelijke verhouding staat tot die opdrachtgever onder omstandigheden meebrengt dat op de opdrachtgever een verzekeringsplicht rust die vergelijkbaar is met de verzekeringsplicht die die opdrachtgever op grond van artikel 7:611 BW jegens zijn werknemers heeft.

Een van de bijzondere omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld, die het hof in dat kader van wezenlijk belang acht is, dat de zelfstandig ondernemer, die werkzaamheden heeft verricht in de uitoefening van het beroep of bedrijf van degene in opdracht van wie de arbeid is verricht, zich in een vergelijkbare positie bevindt als een werknemer die werkzaam is in het bedrijf van de opdrachtgever.

Het gerechtshof bevestigt dus dat er onder omstandigheden best een verplichting kan bestaan voor opdrachtgevers om te zorgen voor een behoorlijke verzekering ten behoeve van opdrachtnemers, die voor het werk een motorvoertuig besturen.

Maar het gerechtshof verbindt hier dus wel enkele vereisten aan, namelijk omstandigheden waaruit blijkt dat de ZZP’er in een vergelijkbare positie verkeert als een werknemer. Een belangrijke omstandigheid hierbij is het al dan niet bestaan van een gezagsverhouding.

Of de ZZP’er in deze zaak wel of niet verplicht was de bedrijfsauto van het bedrijf van de ouders te gebruiken laat het gerechtshof buiten beschouwing omdat het in hoger beroep kennelijk niet helemaal duidelijk was hoe dat precies zat.

Vergelijkbaar met de toets van artikel 7:658 lid 4 BW

Gelet op deze uitspraak van het gerechtshof lijkt het er dus op dat een opdrachtgever verplicht kan zijn om een behoorlijke verzekering af te sluiten voor een opdrachtnemer die voor het te verrichten werk de weg op moet in een motorvoertuig van de opdrachtgever.

Die verplichting zal er in het concrete geval zijn als de opdrachtnemer in een vergelijkbare positie verkeert als een werknemer van de opdrachtgever.

Wat daarbij een doorslaggevende rol speelt is in elk geval het bestaan van een gezagsverhouding. Een gezagsverhouding is immers één van de belangrijkste kenmerken van een arbeidsverhouding. Die gezagsverhouding is er bovendien ook één van de redenen van dat een werknemer voor zijn veiligheid afhankelijk is van  de werkgever.

Als een opdrachtnemer net als een werknemer ook voor zijn veiligheid afhankelijk is van de opdrachtgever, dan is het begrijpelijk dat die opdrachtgever ook verplicht kan zijn om voor die opdrachtnemer een behoorlijke verzekering af te sluiten.

Dit sluit aan bij de ratio van artikel 7:658 lid 4 BW, dat bepaalt dat een werkgever dezelfde zorgplicht kan hebben ten aanzien van niet-werknemers, zoals ZZP’ers, uitzendkrachten en vrijwilligers.

Het is dan niet verwonderlijk dat het gerechtshof in deze zaak dezelfde vereisten lijkt te stellen zoals die gelden voor het toepassen van artikel 7:658 lid 4, ook al zal de verplichting tot het sluiten van een behoorlijke verzekering niet zijn gebaseerd op dat artikel, maar op de aanvullende werking die de redelijkheid en billijkheid heeft in de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer.

Ook voor anderen dan ZZP’ers?

Als de verplichting tot het sluiten van een behoorlijke verzekering kan gelden ten aanzien van ZZP’ers, dan ligt het voor de hand te veronderstellen dat die verplichting ook zal kunnen gelden voor anderen dan alleen ZZP’ers.

In de uitspraak heeft het gerechtshof het ook niet specifiek over uitsluitend ZZP’ers, maar meer algemeen over ‘opdrachtnemers’. De toekomstige rechtspraak zal moeten uitwijzen hoe ver deze verplichting werkelijk reikt en wat alle vereisten zijn.

De uitspraak is dan weliswaar ongunstig voor de ZZP’er in dit specifieke geval, maar het kan wel bescherming bieden voor andere (toekomstige) ZZP’ers die zich in een vergelijkbare positie bevinden als werknemers en die voor hun werk de weg op moeten, gebruik makend van het voertuig van de opdrachtgever.

Denk bijvoorbeeld aan alle zelfstandigen die sinds een aantal jaar veel de weg op moeten voor pakketbezorging, daarbij mogelijk gebruik makend van een voertuig van de opdrachtgever (mogelijk ook weer een ZZP’er).

Werkgeversaansprakelijkheid

Voor informatie over werkgeversaansprakelijkheid kunt u dit artikel raadplegen. Geen tijd? bekijk deze animatie over werkgeversaansprakelijkheid en bedrijfsongevallen.

thumbnail van geanimeerde uitleg over werkgeversaansprakelijkheid

Vragen?

Heeft u vragen over deze uitspraak of over werkgeversaansprakelijkheid? Neem vrijblijvend contact op. Uw wordt te woord gestaan door een advocaat gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letsel en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

logo van de rechtspraak in kleuren van salva schaderecht
Menu