De opzetclausule en de aansprakelijkheidsverzekering

In het verzekeringsrecht is er regelmatig discussie over de zogeheten ‘opzetclausule’. Dat is niet verwonderlijk omdat het al of niet kunnen toepassen van de opzetclausule maakt dat er wél of géén dekking is onder de verzekering.  Lees in dit artikel over de betekenis van de opzetclausule in het verzekeringsrecht en over de verschillende soorten opzetclausules.

Opzetclausule

De opzetclausule is een bepaling in de voorwaarden van een aansprakelijkheidsverzekering. De aansprakelijkheidsverzekering geeft dekking voor het risico dat iemand schade lijdt doordat hij of zij aansprakelijk is voor andermans schade. De opzetclausule bepaalt dat er geen dekking is als er sprake is van opzet.

Dat is nodig omdat het wettelijke verzekeringsrecht (artikel 7:952 BW) het begrip ‘opzet’ vrij strikt hanteert, althans zo is de wetsbepaling uitgelegd in de rechtspraak.  Daardoor blijven er allerlei soorten ‘onaanvaardbaar’  gedrag nog steeds gedekt onder de aansprakelijkheidsverzekering. Om die reden achten verzekeraars het nodig om zelf in de voorwaarden bij de verzekering een eigen bepaling op te nemen  waarmee zij onaanvaardbaar gedrag dat tot schade lijdt willen uitsluiten: de zogeheten ‘opzetclausule’.

Voorbeeld

Als Jan uit onvoorzichtigheid een voetbal tegen de ruit van de buurman trapt en die ruit gaat stuk, dan is Jan aansprakelijk en moet hij de schade vergoeden. Dit risico van aansprakelijk kan Jan verzekeren door middel van een aansprakelijkheidsverzekering, in dit geval een particuliere aansprakelijkheidsverzekering (AVP).

Als Jan is verzekerd, dan is hij nog steeds aansprakelijk voor de schade door de kapotte ruit van de buurman en dan moet Jan die nog steeds vergoeden, maar Jan kan vervolgens aanspraak maken op dekking onder de AVP.

Maar het is natuurlijk niet de bedoeling dat Jan aanspraak kan maken onder zijn aansprakelijkheidsverzekering als hij expres, dus met opzet, een bal hard tegen de ruit van de buurman trapt om zo schade te veroorzaken. Om te voorkomen dat de aansprakelijkheidsverzekering dergelijke gevallen moet dekken, is er de opzetclausule.

In de opzetclausule staat dat aansprakelijkheid niet is gedekt als er sprake is van opzet. Dit lijkt logisch en dat zou toch probleemloos moeten kunnen worden uitgevoerd. Maar dat is niet zo. Want hoe formuleer je nou een goede opzetclausule? Dat blijkt niet gemakkelijk. De afgelopen drie soorten opzetclausules die in de verzekeringsbranche werden gebruikt, bleken alle drie niet altijd te voldoen. Hieronder een overzicht.

Eerste opzetclausule

De eerste opzetclausule is nog van vóór 1980. Daarin stond:

Uitgesloten is de aansprakelijkheid voor schade welke opzettelijk is veroorzaakt”.

Jan trapt expres de bal tegen de ruit van de buurman en de ruit gaat stuk. Maar wat nou als Jan stelt dat het wel zijn opzet was om de bal tegen de ruit te trappen, maar dat het niet zijn opzet was dat de ruit stuk zou gaan?

Het is moeilijk om opzet van Jan aan te tonen. Ook al had Jan kunnen weten dat het vrij zeker zou zijn dat de ruit zou breken, dan is daarmee nog niet gezegd dat hij ook echt de opzet had om die ruit te breken.

Op dit punt zorgt deze eerste opzetclausule dus al dekking onder de verzekering voor gedrag dat de verzekeraar eigenlijk niet wilde verzekeren. En dus hadden verzekeraars behoefte aan een nieuwe opzetclausule.

Tweede opzetclausule (1980)

In de tweede opzetclausule staat:

Uitgesloten is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade die voor hem het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten.”

Met deze tweede opzetclausule was er al wat meer onaanvaardbaar gedrag uitgesloten van dekking, maar niet genoeg. Het probleem van verzekeraars met deze formulering is dat zij nog steeds dekking moeten bieden als iemand gedrag vertoont waarvan zij de risico’s eigenlijk niet willen dekken.

Stel dat Jan de bal expres hard tegen de ruit van de buurman trapt. Dat de ruit stuk gaat is misschien niet het beoogde gevolg van zijn handelen, maar toch wel het zekere gevolg. De clausule houdt stand en er is geen verzekeringsdekking. Jan moet de schade aan de ruit vergoeden, maar kan zelf geen aanspraak maken op dekking.

Maar wat nou als niet alleen de ruit, maar ook de vaas in de kamer stuk gaat. Volgens deze opzetclausule moet de verzekeraar zijn aansprakelijkheid met betrekking tot die vaas alsnog dekken. Er kan immers niet snel worden aangetoond dat de schade aan de vaas het beoogde of zekere gevolg is van het handelen van Jan.

Wederom een reden voor verzekeraars om de opzetclausule aan te passen.

Derde opzetclausule (2000)

De derde opzetclausule staat in de praktijk bekend als ‘de nieuwe opzetclausule’. In de deze opzetclausule staat:

Niet gedekt is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit zijn/haar opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten.”

Met deze derde opzetclausule is voor een geheel andere benadering gekozen. Hier ligt de nadruk niet op de ‘schade’, maar op de ‘gedraging’. Niet de schade moet opzettelijk zijn veroorzaakt, maar de gedraging moet opzettelijk zijn geweest, ongeacht tot welke schade die gedraging heeft geleid.

Even testen aan de hand van hetzelfde voorbeeld van Jan. Jan heeft met het expres hard trappen van de bal tegen de ruit van de buurman opzettelijk wederrechtelijk gehandeld tegen een zaak. De derde opzetclausule kan dus worden toegepast, ook al was de schade aan de ruit of de vaas misschien wel niet het beoogde of zekere gevolg van zijn handelen. De gedraging zelf was immers wél opzettelijk. Jan moet de schade vergoeden, zonder dat hij aanspraak maakt op dekking onder de AVP.

Lange tijd hield deze clausule stand in zaken waarin de schade weliswaar niet het beoogde of zekere gevolg was van een bepaald handelen, maar waarin het handelen op zichzelf wel opzettelijk en wederrechtelijk was tegen een persoon of zaak.

Denk bijvoorbeeld aan het in brand gaan van een geheel gebouw doordat kinderen gaten in een dakkoepel branden. Het afbranden van het gebouw is misschien wel niet het beoogde of het zekere gevolg, maar het branden van gaten is in elk geval opzettelijk en wederrechtelijk handelen tegen een zaak gericht en dus niet gedekt onder de AVP. Dat opzettelijke en wederrechtelijke handelen is immers voldoende voor een geslaagd beroep van een verzekeraar op de ‘nieuwe’ opzetclausule.

Maar ook deze clausule houdt niet altijd stand. De clausule bezweek in een zaak waarover de Hoge Raad in 2018 uitspraak deed: het “Shaken baby-arrest“.

Shaken baby-arrest

In deze zaak ging het om een vader die zijn vijf maanden oude baby tijdens een aanhoudende huilbui zodanig heen en weer schudde, dat de baby hersenletsel opliep (shaken baby-syndroom). De vader had een aansprakelijkheidsverzekering. De verzekeraar wees dekking af met een beroep op de nieuwe opzetclausule. Het handelen van de vader was immers opzettelijk en wederrechtelijk gericht tegen een persoon, zoals bedoeld in de nieuwe opzetclausule.

Toch moest de verzekeraar uiteindelijk dekking verlenen voor de aansprakelijkheid van de vader jegens zijn kind. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld in april 2018. De Hoge Raad woog alle omstandigheden van het geval tegen elkaar af. Hij hechtte daarbij belang aan het feit dat de vader een persoonlijkheidsstoornis had, aan wat de maatschappelijke functie was van de aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, aan wat er in de wetsgeschiedenis staat en aan wat er staat in de toelichting van het Verbond van Verzekeraars bij invoering van de nieuwe opzetclausule. Alles afwegend oordeelde de Hoge Raad op 13 april 2018:

Gelet op het voorgaande dient te worden geoordeeld dat het door elkaar schudden van [de baby] – ook al heeft [de vader] dat op zichzelf genomen opzettelijk gedaan en is hij daarvoor strafrechtelijk veroordeeld – gelet op de omstandigheden van het geval niet kan worden aangemerkt als het soort gedrag waarop de opzetclausule blijkens de Toelichting  het oog heeft, en dat in het licht van de maatschappelijke functie van de AVP van dader- en slachtofferbescherming, de opzetclausule in dit geval buiten toepassing dient te blijven.”

De verzekeraar beriep zich dus tevergeefs op de nieuwe opzetclausule. De aansprakelijkheid van de vader moest worden gedekt onder de aansprakelijkheidsverzekering.

Deze uitspraak wekte verbazing, omdat men bij letterlijke lezing van de nieuwe opzetclausule misschien zou aannemen dat die clausule toepasbaar was en dat deze aansprakelijkheid niet zou zijn gedekt. Niet dus, aldus de Hoge Raad.

Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft navolging gekregen in latere rechtspraak. Ook in een zaak die speelde in het gerechtshof Den Haag hield de opzetclausule geen stand. Deze zaak wordt hieronder besproken.

Uitspraak Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2020:1553)

In deze zaak ging het om twee buren die ruzie met elkaar hadden. De een heeft de ander met beide handen tegen de schouders geduwd, waardoor het slachtoffer plat achterover is gevallen en met haar achterhoofd op een tuintegel terecht is gekomen. Zij heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De man moet een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. Hij doet een beroep op zijn AVP, maar zijn verzekeraar wees de dekking af met een beroep op de opzetclausule.

Het hof neemt als startpunt de overwegingen die de Hoge Raad in het Shaken baby-arrest heeft uiteengezet. Hierbij geldt het volgende als uitgangspunt:

Op grond van het voorgaande is voor toepassing van de opzetclausule bij een schadevoorval uitgangspunt dat sprake moet zijn van een opzettelijke en wederrechtelijke gedraging van de verzekerde die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten of normaal gevolg van de desbetreffende gedraging kan worden aangemerkt.

(…)

Soms is er aanleiding om toch te oordelen dat de clausule, vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval, naar haar strekking desondanks niet van toepassing is.”

Het hof komt tot het oordeel dat het hier gaat om een “droge duw”, zonder risico verhogende factoren. Het letsel kan door zijn ernst naar objectieve maatstaven niet als een te verwachten of normaal gevolg van de duw worden aangemerkt. Bij het geven van een duw moet rekening worden gehouden met letsel, maar daaronder valt niet het zeer ernstige letsel wat in deze zaak aan de orde was.

Hierdoor kan de verzekering geen beroep doen op de opzetclausule en moet dekking geboden worden.

Onder andere deze uitspraken brachten verzekeraars tot het wederom willen aanpassen van de opzetclausule, een vierde opzetclausule dus.

Vierde opzetclausule (2020)

In april 2020 is er een nieuwe opzetclausule gelanceerd, die opgenomen kan worden in nieuwe polissen. Deze luidt als volgt:

Opzetclausule 2020

U hebt geen dekking als u in strijd met het recht met opzet iets doet of niet doet waardoor schade ontstaat. De in feite toegebrachte schade is hierbij een te verwachten of normaal gevolg van wat u doet of niet doet. Heeft u geen dekking? Dan heeft u dat ook niet voor de schade die mogelijk later nog ontstaat.

In welke gevallen geldt de opzetuitsluiting?

De uitsluiting geldt als u zich maatschappelijk ongewenst of crimineel gedraagt. Dat is in ieder geval zo bij gedragingen die een gevaar voor personen of zaken kunnen opleveren, zoals:

  • brandstichting, vernieling en beschadiging;
  • afpersing, bedrog, oplichting, bedreiging, beroving, verduistering, diefstal en inbraak. Ook als u dat met een computer of ander (technisch) hulpmiddel doet;
  • geweldpleging, mishandeling, doodslag en moord.

Er is sprake van opzet, als u iets doet of niet doet waarbij u:

  • de bedoeling heeft schade te veroorzaken (opzet als oogmerk);
  • niet de bedoeling heeft schade te veroorzaken, maar u zeker weet dat er schade ontstaat (opzet met zekerheidsbewustzijn);
  • niet de bedoeling heeft schade te veroorzaken, maar u de aanmerkelijke kans dat er schade
    ontstaat voor lief neemt. En toch handelt u (niet) zo (voorwaardelijk opzet).

Opzet wordt objectief uit de feiten, omstandigheden en/of uw gedragingen afgeleid.

Deze opzetuitsluiting geldt ook bij:

  • groepsaansprakelijkheid

als u niet zelf maar wel iemand in een groep waarvan u deel uitmaakt iets doet of niet doet;

  • alcohol en drugs

als u zoveel alcohol, drugs of andere (bedwelmende) stoffen heeft gebruikt dat u uw eigen
wil niet meer kon bepalen. Of als iemand in een groep waarvan u deel uitmaakt zoveel alcohol, drugs of andere (bedwelmende) stoffen heeft gebruikt dat hij of zij de eigen wil niet meer kon bepalen.

Klik hier voor de tekst van de opzetclausule 2020 van het Verbond van Verzekeraars.

Zal de opzetclausule 2020 standhouden?

Hoewel voorlopig in veel zaken de voorgaande opzetclausule uit 2000 nog geldt, zal ook deze opzetclausule wellicht een keer voor de Hoge Raad komen. Of de opzetclausule 2020 dan standhoudt is natuurlijk de vraag. Dat zal sterk afhangen van het soort zaak en de specifieke feiten en omstandigheden. Echter, gelet op de geschiedenis van de opzetclausule, zal er vast wel weer een zaak voorbij kunnen komen waarop de opzetclausule 2020 op het eerste gezicht van toepassing lijkt, maar waar de Hoge Raad toch een stokje voor steekt.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor  gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

 

aansteker met vlam
Menu