Conclusie Hartlief: Frauderende slachtoffer dwarslaesie toch recht op schadevergoeding

Als de Hoge Raad de conclusie van advocaat-generaal Hartlief volgt, dan krijgt het frauderende, maar zwaargewonde slachtoffer van een verkeersongeval, alsnog vergoeding van haar schade.

Dit slachtoffer, eiseres, liep een dwarslaesie op bij een verkeersongeval. Zij zat in de auto als passagier. De auto werd bestuurd door haar zus en vloog uit de bocht op de snelweg.

Haar zus is als bestuurder aansprakelijk. De auto is tegen aansprakelijkheid verzekerd bij Allianz. Dat is conform de WAM, de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen.

De auto was van eiseres zelf. Eiseres was zelf ook de regelmatige bestuurder. Echter, de auto was verzekerd op naam van iemand anders dan eiseres, namelijk op naam van een vriendin van eiseres.

Eiseres kon immers niet op eigen naam een verzekering sluiten, omdat zij onder bewind stond. Om toch haar auto te kunnen verzekeren, heeft eiseres haar auto op naam van een vriendin verzekerd bij Allianz. Eiseres had dus gefraudeerd om een autoverzekering te kunnen krijgen.

Na het ongeval heeft eiseres bij Allianz aanspraak gemaakt op vergoeding van haar schade. Eiseres deed daarbij een beroep op artikel 6 WAM. Dat is het eigen recht van een benadeelde van een verkeersongeval, om direct bij de aansprakelijkheidsverzekeraar (WAM-verzekeraar) van de auto vergoeding van de schade te vorderen.

Nadat Allianz erachter kwam dat eiseres had gefraudeerd om de verzekering te kunnen krijgen, heeft Allianz geweigerd om haar schade te vergoeden. Allianz vond dat eiseres niet meer een eigen recht had als benadeelde in de zin van artikel 6 van de WAM. Volgens Allianz kon eiseres niet meer als een dergelijke benadeelde worden beschouwd. Zij moest immers worden beschouwd als iemand aan wie de gevolgen van verzekeringsfraude kunnen worden tegengeworpen.

Gevolgen van fraude en de bescherming van de ‘benadeelde’ in de zin van de WAM

In artikel 7:930 lid 5 BW is bepaald dat het recht op uitkering onder een verzekering vervalt als, niet de verzekeringnemer maar een ‘bekende derde’, wiens belangen door de verzekering zijn gedekt, heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden (artikel 7:930 lid 5 BW). Dus ook als de misleiding niet wordt begaan door de verzekeringnemer, maar door een bekende derde, kan dit tot verval van het recht op uitkering voor deze bekende derde leiden.

Allianz vond dat zij die weigering van uitkering ook mocht tegenwerpen aan eiseres, ook al was zij ook het slachtoffer van het verkeersongeval. Normaal gesproken mag een WAM-verzekeraar een probleem tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer niet tegenwerpen aan een benadeelde in de zin van de WAM (ook wel een derde-benadeelde genoemd).

Dus als de verzekeringnemer bijvoorbeeld dronken achter het stuur zit en iemand aanrijdt, dan zal er geen dekking zijn. Maar de WAM-verzekeraar mag dat niet tegenwerpen aan het slachtoffer (de benadeelde in de zin van de WAM). De WAM-verzekeraar moet die benadeelde schadeloosstelling namens de dronken bestuurder. Vervolgens mag die WAM-verzekeraar dat bedrag weer gaan verhalen op die dronken bestuurder.

In deze zaak stelde eiseres dat Allianz de gevolgen van de fraude voor de dekking, niet mocht tegenwerpen aan haar omdat zij een benadeelde was in de zin van de WAM. Allianz vond echter dat dit verbod niet kon gelden in dit bijzondere geval, aangezien eiseres door haar eigen betrokkenheid bij de fraude, niet meer als benadeelde in de zin van de WAM kon worden beschouwd en daarom ook niet de bijbehorende bescherming mocht genieten.

Daarnaast vond Allianz ook dat zij op grond van een ander beginsel niet hoefde uit te keren, namelijk op grond van de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:2 lid 2 BW. Dit artikel bepaalt:

Een tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

Allianz vond dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als zij de schade zou moeten vergoeden op grond van een verzekeringsovereenkomst, die zij eigenlijk nooit had willen sluiten met de werkelijke eigenaar van de auto, terwijl die verzekeringsovereenkomst door de fraude van het slachtoffer tot stand is gekomen.

Eiseres was het hier niet mee eens en het kwam tot een gerechtelijke procedure.

De rechtbank en het gerechtshof

Bij de rechtbank kreeg eiseres gelijk, maar het gerechtshof oordeelde anders. Eiseres was volgens het hof een bekende derde wiens belangen door de verzekering zijn gedekt, omdat zij feitelijk zelf de verzekering had aangevraagd, via de bankrekening van de vriendin de premie voldeed en omdat zij de gebruikelijke bestuurder van de auto was. Eisers was dus bekend met de verzekering en had hier belang bij. Om die reden was zij een bekende derde in de zin van artikel 7:928 lid 5 BW en kon zij niet meer gelden als een benadeelde in de zin van de WAM.

Daarom mocht Allianz volgens het gerechtshof dus de verzekeringsrechtelijke gevolgen van fraude alsnog tegenwerpen aan een benadeelde in de zin van de WAM.

Het gerechtshof vervolgde met het oordeel dat Allianz ook op grond van artikel 6:2 lid 2 BW uitkering mocht weigeren omdat het volgens het gerechtshof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als zij de schade zou moeten vergoeden onder deze omstandigheden.

Naar de Hoge Raad

Eiseres kon zich niet vinden in dit oordeel van het gerechtshof en ging naar de Hoge Raad. Voordat de Hoge Raad zelf een oordeel geeft, wacht hij eerst de conclusie af van de advocaat-generaal (AG), dat dient als een advies aan de Hoge Raad.

Die conclusie is nu bekend. De conclusie luidt dat eiseres zou moeten worden gevolgd in haar klachten over het oordeel van het gerechtshof. De uitspraak van het gerechtshof zou moeten worden vernietigd en de aanvankelijke uitspraak van de rechtbank, waarin eiseres gelijk krijg, zou alsnog moeten worden bekrachtigd.

De advocaat-generaal schrijft dat eiseres hoe dan ook heeft te gelden als een benadeelde in de zin van de WAM. Ook voor haar geldt daarom de bescherming die benadeelden, dus slachtoffers van verkeersongevallen, genieten ten aanzien van problemen tussen de WAM-verzekeraar en de verzekeringnemer. Dat eiseres juist zelf onder een valse naam een verzekering heeft gesloten maakt daarbij niet uit.

De AG schrijft:

Zoals hiervoor uiteengezet, moet ook een als bekende derde in de zin van art. 7:928 BW aan te merken inzittende die schade lijdt die aanleiding is voor toepasselijkheid van de WAM, worden aangemerkt als benadeelde in de zin van art. 6 WAM. Een andere wetsuitleg verdraagt zich immers niet met het EU-recht en de rechtspraak daarover van het Hof van Justitie. De omstandigheden die het hof heeft vastgesteld in onder meer rov. 3.1 en 3.2 ( [eiseres 4] zat als passagier in de auto ten tijde van het ongeval en is door het ongeval bekneld geraakt, waarbij sprake bleek te zijn van een incomplete dwarslaesie) laten geen andere slotsom toe dan dat [eiseres 4] is aan te merken als benadeelde in de zin van art. 1 WAM. Anders dan het hof kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, doet hieraan niet af dat [eiseres 4] zelf bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst betrokken is geweest en daarbij heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.”

Allianz mocht volgens deze conclusie dus niet de gevolgen van fraude tegenwerpen aan eiseres, omdat ook zij (zelfs als fraudeur) de bescherming geniet van de benadeelden in de zin van de WAM.

Ook het oordeel van het gerechtshof over het beroep van Allianz op artikel 6:2 lid 2 BW is volgens de advocaat-generaal onjuist. Het gerechtshof had niet mogen oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om tot uitkering aan eiseres over te gaan. Die beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:2 lid 2 BW, geldt immers niet zonder meer ten aanzien van Europees recht.

De WAM is gebaseerd op Europees recht. De bescherming van de benadeelde in de zin van de WAM is dus een Europeesrechtelijke bescherming en die mag niet zonder meer terzijde worden geschoven door het nationale Nederlandse recht in de vorm van artikel 6:2 lid 2 BW, aldus de advocaat-generaal. Daar gelden bijzondere voorwaarden voor en daar is in dit geval niet aan voldaan.

Conclusie

De conclusie is daarom dat het gerechtshof, volgens de advocaat-generaal, niet Allianz, maar eiseres gelijk had moeten geven, net zoals de rechtbank dat eerder al had gedaan. Allianz zou volgens de advocaat-generaal alsnog de schade van eiseres moeten vergoeden.

Het is nu de vraag of de Hoge Raad deze conclusie zal volgen, of dat hij toch tot een ander oordeel komt. Wanneer die uitspraak komt is nog onbekend. Aangezien het moreel gezien geen gemakkelijk te beantwoorden vraag is, zal het misschien wel even kunnen duren voordat er een uitspraak is.

Klik hier voor de volledige conclusie van de advocaat-generaal van 13 december 2024, gepubliceerd op 16 januari 2025 (ECLI:NL:PHR:2024:1348).

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in  aansprakelijkheidsrecht, letselschade en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op. Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

Tekening van gebouw hoge raad bij blog over letselschade
Menu