Op 7 januari 2002 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld over de reikwijdte van de erkenning van aansprakelijkheid en rechtsverwerking door een WAM-verzekeraar.
Wat is er gebeurd?
De zaak gaat om een ongeval tussen twee auto’s, een Renault en een Smart. De Smart is WAM-verzekerd bij Allianz. De Renault bij Bovemij.
De Renault heeft een grijs kenteken en geen zitplaatsen achterin. Toch zit er achterin de Renault een passagier. Die passagier zit op een door de bestuurder van de Renault gemaakte houten plank en er is daar geen veiligheidsgordel.
Die passagier (het slachtoffer) achterin de Renault loopt door het ongeval ernstig letsel op.
Bedrijfsregeling schuldloze derde
Het slachtoffer stelt Allianz als WAM-verzekeraar van de Smart aansprakelijk. Allianz neemt de zaak in behandeling omdat zij als eerste is aangesproken. Over de vraag wie van de twee bestuurders aansprakelijk is bestaat dan nog onduidelijk.
Voor een dergelijk geval bestaat de ‘Bedrijfsregeling schuldloze derde’. Dat is een afspraak tussen verzekeraars. De afspraak is dat de eerst aangesproken verzekeraar de zaak zal behandelen, ook al is nog niet duidelijk wie er aansprakelijk is. Zo hoeft een slachtoffer (een schuldloze derde) niet de dupe te worden van discussie tussen verzekeraars onderling.
Erkenning aansprakelijkheid door Allianz
Na enige tijd besluit Allianz de aansprakelijkheid te erkennen. Zij laat de verzekeraar van de Renault (Bovemij) weten dat zij aansprakelijkheid erkent en dat Bovemij niet mee hoeft te betalen aan de vergoeding van de schade van het slachtoffer.
Tussen Allianz en het slachtoffer bestaat nog wel onenigheid over het percentage eigen schuld van het slachtoffer (vanwege het niet dragen van een gordel).
Oorzaak letsel slachtoffer
Pas daarna blijkt uit onderzoek dat de bestuurder van de Smart door een plotselinge hagelbui in een slip is geraakt. Ook komt Allianz er pas dan achter dat het letsel van het slachtoffer vooral door de provisorisch gecreëerde zitplaats is veroorzaakt.
Aansprakelijk stellen bestuurder
Allianz besluit dan de bestuurder van de Renault zelf aansprakelijk te stellen omdat die bestuurder de zitplaats heeft gecreëerd en het slachtoffer op die manier heeft vervoerd. De bestuurder vindt dit onterecht.
Allianz had immers al aansprakelijkheid erkent en ook aan Bovemij laten weten dat Bovemij niet hoefde mee te betalen. Die mededeling aan Bovemij geldt ook ten opzichte van de bestuurder, aldus de bestuurder.
Rechtsverwerking
De bestuurder van de Renault stelt dat Allianz haar rechten heeft verwerkt door aan Bovemij te schrijven dat zij niet mee hoefde te betalen. Daarmee heeft Allianz duidelijk laten weten dat zij geen aanspraak meer zal maken op haar rechten, zoals in dit geval het recht om Bovemij aan te spreken om als (mede) aansprakelijke partij de schade te vergoeden.
De vraag in deze zaak is dus of sprake is van een dergelijke rechtsverwerking en of die rechtsverwerking ook geldt ten opzichte van de bestuurder.
Oordeel gerechtshof
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt van wel. Allianz heeft haar rechten jegens Bovemij verwerkt omdat zij ten tijde van de erkenning van de aansprakelijk en de mededeling aan Bovemij dat Bovemij niet hoefde te participeren met voldoende feiten en omstandigheden bekend was en dat er daarna eigenlijk geen nieuwe feiten en omstandigheden bekend zijn geworden.
Vervolgens oordeelt het gerechtshof dat de mededelingen van Allianz aan Bovemij niet ook aan de bestuurder zijn gedaan.
Anders dan Bovemij, heeft [geïntimeerde] er dus niet op grond van de e-mail van 31 maart 2011 op mogen vertrouwen dat Allianz hem niet (meer) medeaansprakelijk zou stellen. Vaststaat echter dat de schade die Allianz op hem wenst te verhalen, gedekt is door zijn WAM-verzekering bij Bovemij.”
Het gerechtshof wijst er op dat de actie van Allianz richting de bestuurder in feite gewoon een omweg is om alsnog Bovemij te laten participeren in de schadevergoeding.
Maar dat is naar het oordeel van het gerechtshof onaanvaardbaar:
Onder deze omstandigheden – waarin sprake is van verwevenheid tussen de vorderingen van Allianz op Bovemij en op [geïntimeerde] , vaststaat dat aansprakelijkstelling van [geïntimeerde] voor Allianz alleen dient als omweg om alsnog bij Bovemij uit te komen en Allianz het recht verwerkt heeft om Bovemij rechtstreeks aan te spreken – is het beroep van Allianz op haar rechten uit subrogatie op grond van artikel 6:10 en 6:12 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.”
De vorderingen van Allianz worden daarom afgewezen. Lees hier de volledige uitspraak (ECLI:NL:GHARL:2020:114).
Commentaar
In deze zaak suggereert het gerechtshof dat een rechtsverwerking van de ene verzekeraar jegens een andere verzekeraar nog niet automatisch ook een rechtsverwerking is ten opzicht van de verzekerde (bestuurder) van die andere verzekeraar.
Het hof benadrukt immers dat de verzekerde bestuurder zelf er nog niet op heeft mogen vertrouwen dat hij niet meer zal worden aangesproken. Het gerechtshof baseert dit op het feit dat de mededelingen van Allianz aan Bovemij niet ook aan de bestuurder waren gestuurd.
Maar of een dergelijke mededeling niet ook automatisch geldt voor de verzekerde laat het hof in het midden omdat er al een andere reden is om de vorderingen af te wijzen: de redelijkheid en billijkheid.
De vordering op de bestuurder komt er immers op neer dat Bovemij (als verzekeraar van de bestuurder) alsnog wordt geconfronteerd met een aanspraak van Allianz, terwijl aan Bovemij juist al duidelijk was gemaakt door Allianz dat zij geen aanspraken meer zou maken op Bovemij.
Om die reden strandt de vordering.
Vragen?
Heeft u vragen of opmerkingen over dit artikel. Of zoekt u een advocaat gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met het advocatenkantoor Salva Schaderecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem