Rechtbank Gelderland: opzet verzekeraar te misleiden?

Bij het afsluiten van een verzekering is de verzekeringnemer verplicht om alle gevraagde informatie aan de verzekeraar te geven. Deze mededelingsplicht is vastgelegd in artikel 7:928 lid 1 BW.

De rechtbank Gelderland heeft zich recent uitgesproken over een zaak waarin de vraag was of de verzekeringnemer opzet had om de verzekeraar te misleiden door niet te voldoen aan de mededelingsplicht (artikel 7:930 lid 5).

Feiten

Op 9 maart 2020 kwam er een verzekeringsovereenkomst tot stand tussen Noordhollandsche en de verzekeringnemer, nadat de verzekeringnemer het aanvraagformulier voor de autoverzekering had ingevuld.

Hierin waren vragen vermeld over het verzekeringsverleden. Er wordt gevraagd of de verzekeringnemer de afgelopen 5 jaar schade heeft geleden en of er door een andere verzekeraar een verzekering in de afgelopen 8 jaar is geweigerd/opgezegd.

Op beide vragen werd door de verzekeringnemer ‘nee’ geantwoord. Echter blijkt uit stukken die op zitting worden getoond dat de verzekeringnemer de afgelopen 2 jaar betrokken is geweest bij 15 schades en bovendien een tijd onverzekerd is geweest.

Oordeel rechtbank

De rechtbank komt tot het volgende oordeel:

“4.3. In de eerste plaats is het de vraag of [gedaagde] de mededelingsplicht heeft geschonden. Vast staat dat een verkeerde voorletter en een verkeerde geboortemaand op het aanvraagformulier staan. Het verweer van [gedaagde] houdt (indirect) in dat niet hij, maar de tussenpersoon die fout heeft gemaakt of er verantwoordelijk voor zou zijn, omdat [gedaagde] zich bij de tussenpersoon zou hebben gelegitimeerd. Noordhollandsche brengt hier een e-mail van 12 maart 2021 van de tussenpersoon tegenin. Zij (de tussenpersoon) heeft in die email aangegeven dat er eerst telefonisch contact is geweest tussen haar en [gedaagde] en dat [gedaagde] een week later het door hem zelf ingevulde formulier heeft langsgebracht, waarbij [gedaagde] zich niet heeft gelegitimeerd. [gedaagde] heeft niet op deze verklaring van de tussenpersoon gereageerd, zodat er van wordt uitgegaan dat deze verklaring klopt. Dat betekent dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de onjuiste voorletter en geboortedatum op het aanvraagformulier.

Verder staan op het aanvraagformulier voorgedrukte vragen over het verzekeringsverleden. Er wordt gevraagd of de aanvrager in de afgelopen 5 jaar schade heeft geleden en of er in de afgelopen 8 jaar door een verzekeraar een verzekering is geweigerd/opgezegd. Op beide vragen heeft [gedaagde] het antwoord “nee” aangekruist. De fraudecoördinator van Noordhollandsche heeft echter tijdens de zitting een uitdraai met daarop het verzekeringsverleden van [gedaagde] getoond, waaruit blijkt dat [gedaagde] in de afgelopen 2 jaar betrokken is geweest bij 15 schadegevallen. Ook blijkt uit die uitdraai dat [gedaagde] eerder een periode onverzekerd is geweest. Op deze uitdraai en de daarbij gegeven uitleg heeft [gedaagde] niet gereageerd. De antwoorden van [gedaagde] op het aanvraagformulier kloppen dus niet.

De beslissing van de verzekeraar om [gedaagde] wel of niet te verzekeren hangt af van zowel de juistheid van zijn persoonsgegevens als van de informatie over zijn verzekeringsverleden Dit heeft de fraudecoördinator op de zitting toegelicht. Door het aanvraagformulier niet (volledig) naar waarheid in te vullen, heeft [gedaagde] zich dan ook niet gehouden aan de mededelingsplicht van artikel 7:928 lid 1 BW.

4.4. Vervolgens is het de vraag of [gedaagde] dit heeft gedaan met het opzet om de verzekeraar te misleiden (artikel 7:930 lid 5 BW). Volgens Noordhollandsche is dat het geval. De kantonrechter komt ook tot dat oordeel. Hierbij weegt mee dat er niet een enkel foutje is gemaakt, zoals [gedaagde] betoogt, waardoor je misschien nog zou kunnen spreken van een vergissing. [gedaagde] heeft in totaal 4 keer verkeerde informatie gegeven (voorletter, geboortedatum, 2 keer “nee”). Die informatie was juist van belang om een autoverzekering te kunnen krijgen. In verband met het verzekeringsverleden van [gedaagde] moet hij dit hebben geweten. [gedaagde] is niet ter zitting verschenen om uit te leggen dat het anders in elkaar zit.

4.5. Noordhollandsche heeft dus de verzekeringsovereenkomst met ingang van 27 mei 2020 terecht beëindigd. Omdat er sprake is van opzettelijke misleiding is Noordhollandsche op grond van het bepaalde in artikel 7:930 lid 5 BW geen uitkering aan [gedaagde] verschuldigd. [gedaagde] moet dus het bedrag € 5.194,72 in totaal, dat Noordhollandsche op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) terugvordert, aan Noordhollandsche (terug)betalen. De wettelijke rente wordt ook toegewezen.”

Conclusie

De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzekeringnemer door de vragenlijst niet juist in te vullen, de mededelingsplicht heeft geschonden. Ook oordeelt de rechtbank dat dit is gedaan met opzet om de verzekeraar te misleiden.

De verzekeringnemer moet dus een bedrag van 5.194,72 EUR terugbetalen aan de Noordhollandsche op grond van onverschuldigde betaling.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de rechtbank Gelderland van  21 juli 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:3615).

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor  gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

paleis van justitie arnhem
Menu