De rechtbank Oost-Brabant heeft geoordeeld over de aansprakelijkheid van een gemeente en een aannemer vanwege het onjuist afzetten van de weg in verband met wegwerkzaamheden. Daardoor is een gevaarlijke situatie ontstaan waardoor een fietser is aangereden door een snorfiets en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedraging van de aannemer, namelijk het onjuist plaatsen van bebording op de weg, als een gedraging van de gemeente zelf moet worden beschouwd.
Het ongeval
Het betreft een fietspad met eenrichtingsverkeer. Een fietser rijdt in juiste richting over het fietspad en wordt aangereden door een tegemoet komende snorfiets. De snorfiets rijdt in tegengestelde richting. De fietser raakt gewond en lijdt letselschade.
De snorfiets reed in tegengestelde richting omdat hij vanwege wegwerkzaamheden werd omgeleid. Een verkeersbord dirigeerde de snorfiets naar het andere fietspad om daar in tegengestelde richting verder te rijden. Echter, de snorfiets werd na het passeren van de werkzaamheden niet meer door middel van een verkeersbord terugverwezen naar de andere kant van de weg om daar in de juiste richting verder te rijden.
Tegelijkertijd werd het verkeer uit de richting waar de fietser vandaan kwam niet gewaarschuwd voor tegemoet komend verkeer vanwege de omleiding.
De wegafzetting en bebording waren aangebracht door een aannemer in opdracht van de gemeente.
Schadevergoeding en aansprakelijkstelling
De verzekeraar van de snorfiets heeft de schade van de fietser vergoed. Bij wijze van cessie heeft de fietser de eigen vorderingen op andere partijen overgedragen aan de verzekeraar van de snorfietser.
Vervolgens stelt de verzekeraar van de snorfietser zowel de gemeente als de aannemer aansprakelijk omdat de afzetting en de bebording heeft geleid tot een gevaarlijke situatie waardoor het ongeval is ontstaan. Aansprakelijkheid wordt afgewezen en het komt aan op een rechtszaak.
Aansprakelijkheid van de gemeente vanwege gedragingen aannemer
Hoewel de aannemer de bebording heeft geplaatst in opdracht van de gemeente, is artikel 6:171 BW toch niet van toepassing. Die aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten geldt immers niet als het gaat om een niet-ondergeschikte die in opdracht van een overheid werkzaamheden verricht.
Ook de rechtbank neemt dit tot uitgangspunt. De rechtbank wijst erop dat het plaatsen van voldoende/juiste bebording voor het regelen van het verkeer en het waarborgen van de verkeersveiligheid, in het algemeen de uitoefening van een overheidstaak betreft. Als het gaat om de uitoefening van de overheidstaak, dan is – zo blijkt uit de Parlementaire Geschiedenis – de toepassing van artikel 6:171 BW niet aan de orde. De uitoefening van een overheidstaak laat zich immers niet aan particulieren overdragen.
Maar de rechtbank wijst er ook op dat wanneer iemand in zijn hoedanigheid ter uitoefening van een overheidstaak optreedt, zijn gedragingen in het maatschappelijk verkeer in het algemeen als gedragingen van het betreffende overheidslichaam zullen hebben te gelden. Als die gedragingen een onrechtmatige daad opleveren, dan zal deze daarom in het algemeen als een onrechtmatige daad van dat overheidslichaam in de zin van artikel 6:162 BW moeten worden beschouwd. Ook hier verwijst de rechtbank naar de wetsgeschiedenis.
Dat betekent dat als de bebording rond de plaats van de aanrijding tussen de fietser en de snorfietser onvoldoende/onjuist is geweest, er sprake is van handelen en/of nalaten van de gemeente zelf, ook al heeft de gemeente voor de feitelijke uitoefening van haar overheidstaak een aannemer ingeschakeld.
Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van de gemeente is daarom beslissend de op de dag van het ongeval bestaande verkeerssituatie rond de plaats van het ongeval en of er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting.
Onrechtmatige gevaarzetting?
De rechtbank oordeelt dat een mogelijke gevaarlijke situatie ontstaat door tegengesteld verkeer op een rijbaan (fietspad) te laten rijden waar dat normaal niet het geval is.
De kans op ongelukken op de plaats van de aanrijding tussen de fietser en de snorfietser is relatief groot met mogelijk ernstige gevolgen. Het betrof een relatief smal fietspad, dat heuvelaf gaat, terwijl er daar een flauwe bocht in de weg zit en dat er aan weerszijden van de weg bomen staan die het zicht belemmeren.
Volgens de rechtbank had er daarom moeten worden gewezen op (tijdelijk) tegemoetkomend verkeer, terwijl dat niet is gebeurd.
De rechtbank volgt de gemeente niet in haar stelling dat de snorfietser zelf in de gaten had moeten hebben dat hij de werkzaamheden gepasseerd was en er dus geen enkele reden meer was om aan de (voor hem) linkerkant van de weg te blijven rijden. Juist omdat er vóór die werkzaamheden wel een verkeersbord was geplaatst met als doel het verkeer om te leiden, had er ook na het passeren van de werkzaamheden een bord moeten staan om het verkeer weer terug te leiden.
Van bezwaarlijkheid om dergelijke borden te plaatsen is volgens de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank oordeelt daarom dat er is nagelaten om het verkeer vanuit de richting van de fietser tijdig te waarschuwen voor tegemoetkomend verkeer en/of het verkeer vanuit de richting van de snorfietser zo snel mogelijk terug te (laten) sturen naar de eigen weghelft.
Daarmee is er meer risico genomen dan in de gegeven omstandigheden verantwoord was. De gemeente heeft hiermee de op haar rustende zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van de verkeersdeelnemers rondom de wegwerkzaamheden – waaronder de fietser – geschonden.
Causaal verband en omkeringsregel
De rechtbank gaat, met toepassing van de ‘omkeringsregel’, uit van een causaal verband tussen die schending van de zorgplicht en het ontstaan van het ongeval. De gemeente heeft immers een verkeers- en veiligheidsnorm geschonden, die er mede toe strekt om het gevaar van een aanrijding op het fietspad te voorkomen. Dat gevaar heeft zich verwezenlijkt.
De gemeente heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het ongeval ook bij een juiste bebording zou hebben plaatsgevonden.
Aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de gemeente aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW.
Ook de aannemer is volgens de rechtbank aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW omdat ook de aannemer een eigen zorgplicht op zich heeft genomen ten aanzien van de veiligheid van de verkeersdeelnemers rond de door haar uitgevoerde wegwerkzaamheden, die zij heeft geschonden.
De gemeente en de aannemer zijn hoofdelijk aansprakelijk en zijn veroordeeld tot betaling aan de verzekeraar van de snorfiets.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 oktober 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:4978).
Vragen?
Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht? Neem vrijblijvend contact op.
Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem