In deze zaak moest Rechtbank Noord-Nederland een oordeel vellen over de vraag of de mogelijkheid van een civiele procedure voor een schadevergoeding nog open staat voor een slachtoffer van mishandeling indien er een onherroepelijk strafrechtelijk vonnis is gewezen, waarin ook een schadevergoeding werd toegekend.
Wat was er aan de hand?
De dader heeft het slachtoffer mishandeld in een café door een glas in haar gezicht te drukken. Het glas is kapot gegaan en heeft voor meerdere snijwonden gezorgd. Het slachtoffer heeft hieraan blijvend letsel overgehouden. De dader is strafrechtelijk veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. Het slachtoffer had een vordering benadeelde partij ingediend. De strafrechter heeft een schadevergoeding van € 1.229,38 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële en materiële schade. Het vonnis is onherroepelijk geworden.
Klik hier voor meer informatie over de voeging van een slachtoffer als benadeelde partij in de strafzaak.
Het slachtoffer stelt dat de in de strafprocedure toegekende schadevergoeding geen recht doet aan de daadwerkelijk geleden schade als gevolg van de mishandeling en het letsel. Zij is meerdere malen bij de huisarts geweest. Zij is door de huisarts doorverwezen naar een EMDR therapeut (voor psychische klachten). Daarnaast heeft zij in het ziekenhuis behandelingen voor de littekens gehad en wil zij een littekencorrectie. Het slachtoffer heeft daarom een vordering in een civielrechtelijke procedure ingesteld van € 31.062,82 voor immateriële en materiële schadevergoeding.
Grondslag vordering
Het slachtoffer geeft als grondslag van de vordering dat de dader onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar waardoor zij schade heeft geleden (letselschade). Als gevolg hiervan moet de dader de geleden schade vergoeden. De toegekende vordering door de strafrechter doet geen recht aan de daadwerkelijke geleden schade. Daarom vordert het slachtoffer een aanvullende schadevergoeding.
Wanneer bestaat er een verplichting tot vergoeden van de schade?
De rechtbank begint met de overweging dat een onherroepelijk vonnis dwingend bewijs oplevert in een civiele procedure. Het staat in deze procedure dus vast dat de dader een poging tot zware mishandeling van het slachtoffer heeft begaan.
Op grond van artikel 6:162 lid 1 BW is degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die aan hem kan worden toegerekend, verplicht om de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden. Voor aansprakelijkheid op grond van dit wetsartikel moet dus voldaan zijn aan de volgende eisen: onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen daad en schade en relativiteit. De rechtbank oordeelt dat de begane poging tot zware mishandeling een onrechtmatige daad oplevert. De dader is dus gehouden om alle schade veroorzaakt door de onrechtmatige daad te vergoeden.
Verweer van de dader
De dader voert verweer. De dader stelt dat het slachtoffer na de toekenning van materiële en immateriële schadevergoeding door de strafrechter, wiens vonnis onherroepelijk is geworden, niet nog eens in een (latere) civielrechtelijke procedure, aanvullende schadevergoeding kan vorderen en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank begint met het formuleren van een aantal uitgangspunten. Zo benadrukt de rechtbank dat een slachtoffer in het strafproces vergoeding kan vorderen van de schade die hij door het strafbare feit heeft geleden. Aan een onherroepelijk geworden uitspraak van de strafrechter komt in een civiele procedure gezag van gewijsde toe. Dit houdt in dat de beslissingen in die uitspraak voor partijen bindend zijn en dat in latere procedures tussen dezelfde partijen onbetwistbaar vastligt wat de rechter in dat vonnis heeft beslist.
Na deze algemene uitgangspunten te hebben geformuleerd, oordeelt de rechtbank voor deze zaak het volgende. De rechtbank leidt uit de formulering van de beslissing van de strafrechter af dat de gehele vordering benadeelde partij van het slachtoffer van € 1.229,38 is toegewezen. Het vonnis van de strafrechter is onherroepelijk geworden. Aan deze uitspraak komt in deze civielrechtelijke procedure dan ook gezag van gewijsde toe. Dit sluit echter niet uit dat het slachtoffer in een latere civielrechtelijke procedure een vergoeding kan vorderen van aanvullende schade, dus schade die niet reeds in de strafrechtelijke procedure is gevorderd en beoordeeld.
De rechtbank acht dan ook dat de weg naar de civiele rechter openstaat voor het slachtoffer. Dit laat onverlet dat de eerder toegekende schadevergoeding uiteraard wel moet worden betrokken bij de beantwoording van de vraag in hoeverre er nog recht op aanvullende schadevergoeding bestaat. De rechtbank verwerpt het verweer en bepaalt dat er een mondelinge behandeling van de zaak volgt.
Conclusie
De rechtbank is dus van oordeel dat het slachtoffer ontvankelijk is in haar vordering voor aanvullende immateriële en materiële schadevergoeding, ondanks het onherroepelijke vonnis van de strafrechter. De eerdere toegewezen vergoeding voor de geleden immateriële en materiële schade moet wel betrokken worden bij de beantwoording van de vraag of er nog een recht bestaat op aanvullende schadevergoeding en zo ja voor hoeveel.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 maart 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:1035).
Vragen?
Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht en letselschade? Neem vrijblijvend contact op.
Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem