Bouwbedrijf aansprakelijk voor letsel uitzendkracht die van trap valt

De rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat een bouwbedrijf aansprakelijk is voor de schade die een uitzendkracht opliep doordat hij tijdens het werk van een trap viel. De rechtbank heeft dit geoordeeld in haar eindvonnis van 3 februari 2021, na een tussenvonnis uit 2019 en nadat er getuigen zijn gehoord.

De uitspraak draagt bij aan de omvangrijke jurisprudentie over werkgeversaansprakelijkheid en in het bijzonder de werkgeversaansprakelijkheid met betrekking tot het vallen van  een trap.

Val van trap tijdens het werk

Een uitzendkracht voerde werkzaamheden uit in het kader van de renovatie van het Provinciehuis te Haarlem.  Tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden is de uitzendkracht gestruikeld op de trap in het Provinciehuis.

De uitzendkracht was, zo werd in de rechtszaak gesteld, tijdens zijn werkzaamheden  genoodzaakt de trap te nemen omdat de lift in het Provinciehuis niet functioneerde en omdat de buitenlift een week eerder door het bouwbedrijf was weggehaald.

Op de trapleuning was een dikke laag folie aangebracht. Daardoor kon de uitzendkracht de leuning niet vasthouden met zijn linkerhand. In zijn rechterhand droeg hij een driehoekschraper en een potlood. De natuurstenen treden van de trap waren ter bescherming door het bouwbedrijf afgedekt met houten platen. Deze platen lagen los of waren zodanig aanwezig dat men daarachter kon blijven haken. De uitzendkracht is achter de trapbekleding blijven haken en daardoor gevallen.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 lid 4 BW

De rechtbank oordeelt in haar tussenvonnis dat het bouwbedrijf aansprakelijk is tenzij het bouwbedrijf kan aantonen dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht zoals bedoeld in lid 1 van artikel 7:658 BW. De rechtbank biedt het bouwbedrijf de gelegenheid om daarvan bewijs te leveren.  De rechtbank draagt het bouwbedrijf op om te bewijzen dat de constructie van de trap, waaronder begrepen de trapleuning, waar de uitzendkracht is gestruikeld, zodanig was dat deze geen gevaar opleverde voor de personen die daarvan gebruik maakten.

Na dit tussenvonnis met deze bewijsopdracht worden er onder andere getuigen gehoord. Vervolgens wijst de rechtbank haar eindvonnis.

In dat eindvonnis oordeelt de rechtbank dat het bouwbedrijf niet is geslaagd in het leveren van het bewijs dat de constructie van de trap, waaronder begrepen de trapleuning, zodanig was dat deze geen gevaar opleverde voor de personen die daarvan gebruik maakten.

Geen ‘huis- tuin- en keukensituatie’

De rechtbank wijst er ook nog op dat de trap werd gebruikt bij het verrichten van werkzaamheden, waarbij er naar algemene ervaringsregels rekening mee moet worden gehouden dat er door werknemers niet altijd de noodzakelijke oplettendheid in acht zal worden genomen.

Bovendien werd de trap gebruikt door werknemers die ook materiaal met zich meedroegen. In dit geval is er daarom volgens de rechtbank geen sprake van een huis-, tuin en keukensituatie (voor typische huis-, tuin- en keukensituaties wordt de zorgplicht van een werkgever anders beoordeeld). De rechtbank oordeelt:

Weliswaar is in een dergelijk situatie het struikelen op een trap een risico maar in dit geval is het risico vergroot door de omstandigheid dat de trap gebruikt werd door werknemers die materiaal met zich meedroegen en door de aanwezigheid van de sleuf waarin met een schoen gehaald kon worden en het slecht bereikbaar zijn van de trapleuningen die voor extra ondersteuning hadden kunnen zorgen. (…)

Nu [gedaagde] niet geslaagd is in het leveren van het opgedragen bewijs dat de constructie van de trap, waaronder begrepen de trapleuning, waar [A] gestruikeld is zodanig was dat deze geen gevaar opleverde voor de personen die daarvan gebruik maakten, staat ook vast dat [gedaagde] niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan.

Het bouwbedrijf is volgens de rechtbank dus als (materieel) werkgever aansprakelijk voor de schade die de uitzendkracht lijdt doordat hij van de trap viel.  De trap was onveilig terwijl men die trap moest gebruiken voor het verrichten van het werk.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 februari 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:422.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in letselschade? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor  gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

ingang paleis van justitie den bosch
Menu