Heftige botsing tijdens wielrennen. Aansprakelijkheid mede-wielrenner?

Is de mede-wielrenner in een sport- en spelsituatie aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW wegens het maken van een gevaarlijke, onverwachte manoeuvre (door plotseling links af te slaan), waardoor de andere wielrenner zwaar letsel heeft opgelopen?

In het kort

Een groepje van vijf vriendinnen maakt bijna wekelijks een fietstocht van 50-70 kilometer in de omgeving van Bergeijk. Hierbij fietsen zij op racefietsen en dragen ze ook fietskleding en helmen, waarbij ze afwisselend aan kop fietsen met een snelheid van ongeveer 25 km/u. Na ongeveer 15 kilometer te hebben gefietst schreeuwt de tweede fietser “hier links!’’, waarop de eerste fietser zonder achterom te kijken naar links wijkt. De tweede fietser in het lint kan haar nog op het nippertje ontwijken, maar de derde fietser botst echter tegen de eerste fietser aan en komt lelijk ten val. Zij loopt ernstig letsel op, wat onder meer bestaat uit gebroken bekken en heupletsel. Het slachtoffer heeft vervolgens de voorste fietser aansprakelijk gesteld om schadevergoeding te kunnen vorderen. Omdat de aansprakelijkheid niet wordt erkend door de verzekeraar, heeft het slachtoffer een rechtelijke procedure gestart om alsnog haar gelijk proberen te halen.

Standpunten partijen

Standpunt slachtoffer

Het slachtoffer stelt dat de voorste fietser onrechtmatig heeft gehandeld op grond van artikel 6:162 BW, door met een gevaarlijke manoeuvre plotseling links af te slaan, waardoor zij zwaar letsel heeft opgelopen als gevolg van de botsing. Tevens stelt het slachtoffer dat het links afslaan zonder op te letten een verkeersfout dan wel een schending van de verkeersnorm is die is neergelegd in de artikelen 17 en 18 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV). Artikel 18 RVV houdt in dat bestuurders die afslaan het verkeer dicht achter hen voor laten gaan. De voorste fietser is echter door het lint heen gefietst om links af te slaan en heeft daarnaast op het moment van afslaan geen hand uitgestoken en achterom gekeken. Op grond van artikel 17 lid 2 RVV had zij richting moeten aangeven door haar linkerarm uit te steken. Hiernaast is dit handelen ook een overtreding op de artikelen 5 en 6 Wegenverkeerswet (WVW) en is hiermee de onrechtmatigheid van de voorste fietser gegeven.

Standpunt voorste fietser

De voorste fietser betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en stelt dat de aansprakelijkheidskwestie moet worden beantwoord in het licht van sport-en spelsituaties. In deze gevallen geldt er een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel, waarbij er pas sprake is van een overtreding van een norm die een grove onzorgvuldigheid oplevert. Het gaat er volgens haar niet om of er sprake is van overtreding van een verkeersnorm, maar dat er sprake is van overtreding van de in de groep geldende norm. Dit is volgens haar niet het geval. Volgens haar was het maken van een handgebaar tijdens het afslaan onderling niet afgesproken en is dit tevens niet gebruikelijk tijdens het wielrennen. Elke deelnemers weet of hoort te weten dat bij het commando ‘’links’’ de voorste wielrenner links afslaat. Ook stelt zij dat ze niet achterom hoeft te kijken, voordat zij een manoeuvre inzet. Zij mocht erop vertrouwen dat diegene die het commando gaf al heeft beoordeeld dat de manoeuvre zonder gevaar kan worden verwezenlijkt.

De voorste fietser stelt dat zij geen norm heeft overtreden, laat staan sprake van grove onzorgvuldigheid. Er is slechts sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die zij uiteraard betreurt. Dit moet echter niet leiden tot aansprakelijkheid.

Oordeel van de rechter

De rechter overweegt allereerst dat er sprake is van een sport-en spelsituatie omdat de groep vriendinnen bezig waren met het uitoefenen van de wielersport. De rechter motiveert dit door de racefietsen, fietskleding, helmen en de aanzienlijke snelheid van 25-27 km/uur achter elkaar met geringe snelheid. Dit alles tezamen past bij het (recreatief) beoefenen van de wielersport. De rechter concludeert dan ook op basis van het voorgaande dat de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ van toepassing is.

De vraag of de voorste fietser onrechtmatig heeft gehandeld, dient aan de hand van de zorgvuldigheidsnormen die in die specifieke sport-en spelsituatie gelden te worden beantwoord. Deze zorgvuldigheidsnormen worden bepaald door de omstandigheden van het geval. Voorts geldt volgens vaste jurisprudentie dat een ongelukkige samenloop van omstandigheden niet voldoende is voor aansprakelijkheid. De rechter stelt vast dat de voorste fietser in de veronderstelling verkeerde dat de fietsers nog in een lint achter haar fietsten en zij na het commando veilig linksaf kon slaan. Er is daarom geen sprake van aansprakelijkheid, maar  van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Conclusie

In sport-en spelsituaties worden er doorgaans meer risico’s genomen en wordt er snel gehandeld, wat kan leiden tot misverstanden bij de deelnemers onderling met soms letsel als gevolg. Dit is echter niet op zich zelf voldoende voor aansprakelijkheid. De rechter heeft dan ook de vordering van het slachtoffer afgewezen.

Onderstaande uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 13 december 2023 (ECLI:NL:RBOBR:2023:5837).

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht en letselschade? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

tekening botsende wielrenners bij uitspraak over aansprakelijkheid voor letselschade tijdens wielrennen
Menu