Hoge Raad 14 november 2025: Verjaring bij aansprakelijkheidsverzekering – moment van aansprakelijkstelling is beslissend

16 November 2025
Hoge Raad 14 november 2025: Verjaring bij aansprakelijkheidsverzekering – moment van aansprakelijkstelling is beslissend

Op 14 november 2025 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over de verjaring van de dekkingsaanspraak bij aansprakelijkheidsverzekeringen (art. 7:942 BW). In de zaak Zurich Insurance Europe AG / Rabobank stond de vraag centraal wanneer de driejarige verjaringstermijn begint te lopen voor een verzekerde die dekking claimt onder zijn aansprakelijkheidsverzekering.

De uitspraak biedt belangrijke duidelijkheid voor werkgevers, werknemers én verzekeraars als het gaat om verzekeringsdekking voor werkgeversaansprakelijkheid.


De zaak in een notendop

Een werkneemster van Rabobank raakte in 2009 betrokken bij een auto-ongeval tijdens haar werk. Rabobank had op dat moment een aansprakelijkheidsverzekering bij Zurich.

Pas in 2014 en vervolgens uitgebreider in 2018 stelde de werkneemster haar werkgever aansprakelijk op grond van art. 7:611 BW (goed werkgeverschap) omdat Rabobank geen adequate aanvullende verzekering zou hebben afgesloten.

Rabobank riep daarop Zurich in vrijwaring in de dekking. Zurich beriep zich echter op verjaring: volgens Zurich was de vordering van Rabobank op de verzekeraar al eerder opeisbaar geworden, mogelijk zelfs al in 2009 of 2010.

Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verjaringstermijn pas begon te lopen nadat Rabobank door de werkneemster daadwerkelijk aansprakelijk was gesteld.

Zurich ging in cassatie.


De kernvraag: Wanneer begint de verjaring van art. 7:942 BW te lopen?

Art. 7:942 BW bepaalt dat de vordering tegen de verzekeraar verjaart na drie jaar, te rekenen vanaf de dag nadat de verzekerde bekend is geworden met de opeisbaarheid van zijn vordering.

Maar wanneer is een dekkingsaanspraak bij een AVB opeisbaar?

De wetsgeschiedenis geeft daarop een duidelijk antwoord:
pas wanneer de verzekerde aansprakelijk wordt gesteld door de benadeelde.

De Hoge Raad bevestigt dit nu ondubbelzinnig.


Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad volgt Zurich niet in haar standpunt.

1. Aansprakelijkstelling is bepalend voor de aanvang van de verjaringstermijn

De Hoge Raad verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van de wet:

  • De (vroegere) tweede volzin van art. 7:942 BW – specifiek voor aansprakelijkheidsverzekeringen – is in 2010 geschrapt omdat deze overbodig werd geacht.

  • Doorslaggevend blijft dat een verzekerde pas een opeisbare vordering op zijn aansprakelijkheidsverzekeraar heeft als hij zelf aansprakelijk is gesteld.

Het hof paste deze regel dus correct toe.

De verjaringstermijn begon pas te lopen na de aansprakelijkstelling in 2014.

2. Brief uit 2014 géén aansprakelijkstelling voor ontbreken adequate verzekering

Het hof had – volgens de Hoge Raad terecht – geoordeeld dat Rabobank de brief uit 2014 niet hoefde op te vatten als aansprakelijkstelling voor het ontbreken van een behoorlijke verzekering. Die brief was slechts een stuitingshandeling.

De daadwerkelijke aansprakelijkstelling volgde pas in 2018.


Waarom deze uitspraak belangrijk is

1. Duidelijkheid voor werkgevers en aansprakelijkheidsverzekeraars

Werkgevers die worden geconfronteerd met claims van werknemers op grond van art. 7:611 BW hebben voortaan helderheid:
De verjaring van de dekkingsaanspraak start niet op het moment van het ongeval, maar pas wanneer de werknemer de werkgever aansprakelijk stelt.

Dat maakt de toepassing van art. 7:942 BW overzichtelijker en sluit aan bij de praktijk van werkgeversaansprakelijkheid.

2. Geen sluipende verjaring vóórdat er überhaupt een claim is

De Hoge Raad voorkomt dat verzekeraars zich kunnen beroepen op verjaring terwijl de verzekerde nog niet eens wist dat er een aanspraak zou komen. Dat zou – terecht – als onredelijk worden ervaren.

3. Bevestiging van eerdere lijn in de rechtspraak

De uitspraak bevestigt de al langer levende opvatting dat bij AVB-dekking de aansprakelijkstelling door de benadeelde het relevante startmoment is voor de verjaringstermijn.


Praktische tips voor werkgevers

  1. Registreer elke aansprakelijkstelling direct en zorgvuldig.
    Vanaf dat moment begint de driejarige termijn voor de dekkingsvordering.

  2. Meld elke mogelijke claim tijdig bij de verzekeraar, ook als de aansprakelijkheid nog wordt betwist.

  3. Bewaar stuitingshandelingen (van werknemers en richting verzekeraars) overzichtelijk en geordend.

  4. Zorg voor een adequate verzekering, zeker voor werknemers die deelnemen aan het verkeer of andere verhoogde risico’s hebben – dit blijft een kernverplichting onder art. 7:611 BW.


Conclusie

De Hoge Raad bevestigt op 14 november 2025 een belangrijke regel:
Bij aansprakelijkheidsverzekeringen begint de verjaringstermijn van art. 7:942 BW pas te lopen wanneer de verzekerde daadwerkelijk aansprakelijk wordt gesteld.

Voor Rabobank betekent dit dat haar vordering op Zurich niet was verjaard.
Voor de praktijk betekent dit meer rechtszekerheid én een bevestiging van de beschermingsgedachte achter werkgeversaansprakelijkheid.

Klik hier om de volledige uitspraak van de Hoge Raad te lezen.

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt u een advocaat die is gespecialiseerd in  aansprakelijkheidsrecht, letselschade en verzekeringsrecht? Neem vrijblijvend contact op. Schaderecht Advocatuur is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Schaderecht Advocatuur | info@schaderecht.nl | 085 800 8080 |  Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

Gerelateerde blogs

10 April 2020
Achteruit rijdende wegenwacht wordt aangereden. Beroep op rechtvaardigingsgrond slaagt.
logo rechtspraak
Lees deze blog
01 February 2022
Hoge Raad over kwaliteitseisen van contra-expert
afbeelding van een verzekeringspolis bij blog over dekking en opzetclausule in verzekeringsrecht
Lees deze blog
01 February 2024
Inzittende trekt aan handrem, wie is dan de bestuurder?
Afbeelding van een bestuurder bij blog over verzekeringsrecht en de WAM.
Lees deze blog