Rechtbank: parasolvoet niet gevaarlijk

Een ongeluk zit in een klein hoekje. En zo blijkt maar weer met de volgende zaak. Een meneer loopt door het centrum van Rotterdam langs het terras van een café. Het was hartje zomer en aan de rand van het terras stonden verschillende parasols opgesteld. De meneer struikelt over het voetstuk van een van de opengeklapte parasols en breekt hierbij zijn dijbeen. Hij spreekt het café aan voor zijn schade.

De meneer voert drie gronden aan op basis waarvan hij zijn schade vergoed wil zien. Ten eerste betoogt hij dat de parasolvoet een gebrekkige opstal is. Daarnaast stelt hij dat het café onrechtmatig heeft gehandeld vanwege het gevaar dat de parasolvoet heeft gecreëerd. Als laatste beargumenteerd hij dat de parasolvoet een gebrekkige roerende zaak is. De rechtbank Rotterdam beoordeelt per grond of het café aansprakelijk is jegens het slachtoffer.

Gebrekkige opstal

Volgens artikel 6:174 lid 1 BW is…

“De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk…”

Dit betekent dat als een ‘opstal’ een gevaar in het leven roept, en dit gevaar zich voordoet, de bezitter van dit opstal aansprakelijk is voor de schade die de opstal heeft veroorzaakt. Hierbij is de betekenis van het woord ‘opstal’ erg belangrijk. In lid 4 van artikel 6:174 BW wordt ‘opstal’ gedefinieerd. Onder ‘opstal’ vallen “gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken”.

Is een parasolvoet een ‘opstal’?

Volgens de rechtbank valt de parasolvoet in kwestie niet aan te merken als een ‘opstal’. Om een ‘opstal’ te zijn moet een gebouw of werk namelijk (i) ‘duurzaam’ met de grond zijn (ii) ‘verenigd’.

Allereerst oordeelt de rechtbank dat de parasolvoet niet met de grond is ‘verenigd’. De parasolvoet in kwestie bestaat namelijk uit vier losse stenen platen die onderaan op de parasol worden gelegd. Deze platen zijn dus niet één met de grond; ze kunnen makkelijk verplaatst worden.

Vervolgens oordeelt de rechtbank dat als de parasolvoet al verenigd zou zijn met de grond, er in ieder geval geen sprake is van ‘duurzame’ vereniging. De parasols en dus ook de parasolvoeten worden namelijk alleen gebruikt tijdens het terrasseizoen. In de herfst- en wintermaanden wordt alles weer opgeruimd en ergens anders bewaard.

Aangezien de parasolvoet volgens de rechtbank geen opstal is in de zin van artikel 6:174 BW, kan een beroep op de gebrekkigheid van de parasolvoet ook niet slagen. De rechter gaat verder met de beoordeling van de gevaarzetting door het café.

Gevaarzetting

Sinds het beroemde ‘Kelderluik’-arrest is het mogelijk om een partij aansprakelijk te stellen als iemand schade heeft opgelopen doordat een ander ‘gevaar’ heeft gecreëerd. De grondslag voor deze aansprakelijkheid is artikel 6:162 BW. Meer precies is er bij deze aansprakelijkheid voor gevaarlijke situaties sprake van ‘strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’ (artikel 6:162 lid 2 BW). In het kader van gevaarlijke situaties die in strijd zijn met ‘hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’, en dus onrechtmatig zijn en tot aansprakelijkheid leiden, wordt er gesproken over ‘gevaarzetting’. In het Kelderluik-arrest zijn gezichtspunten en voorbeelden geformuleerd aan de hand waarvan bepaald kan worden of er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. De meneer doet een beroep op dit arrest en beargumenteert waarom de parasolvoet op het terras van het café een gevaarlijke situatie creëert die onrechtmatig is.

Het Kelderluik-arrest

Of een ogenschijnlijk gevaarlijke situatie ook echt onrechtmatig is en aansprakelijkheid tot gevolg heeft, hangt volgens het Kelderluik-arrest af van ‘alle omstandigheden van het geval’. Aan de hand van alle feiten van de specifieke situatie moet worden bepaald of een gevaarlijke situatie ook echt onrechtmatig is. De volgende belangrijke gezichtspunten om te beoordelen of een gevaarlijke situatie onrechtmatig is zijn omschreven in het Kelderluik-arrest:

1) Hoe groot is de kans dat ongevallen staan?

2) Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn?

3) Hoe waarschijnlijk is het dat mensen niet opletten op het gevaar?

4) Hoe bezwaarlijk is het nemen van veiligheidsmaatregelen?

Het slachtoffer beargumenteert aan de hand van deze gezichtspunten dat het café onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem. Klik hier voor een ander artikel over een uitspraak waarin de Kelderluik-criteria een rol speelden.

De Kelderluik-afweging in deze zaak

De meneer betoogt dat de kans dat ongevallen ontstaan best groot is. De parasolvoet was namelijk zo’n 5 centimeter hoog en had dezelfde kleur als de stoep (gezichtspunt 1). Daarnaast hoefde de meneer naar eigen zeggen niet bedacht te zijn op het gevaar; hij hoefde er geen rekening mee te houden dat rondom het terras parasolvoeten lagen die zo’n 5 centimeter boven de grond uitstaken (gezichtspunt 3). Daarbij was het voor de caféhouder makkelijk om veiligheidsmaatregelen te treffen, bijvoorbeeld door het markeren van de parasolvoeten (gezichtspunt 4). De rechtbank heeft deze feiten vervolgens afgewogen om te beoordelen of de gevaarlijke situatie onrechtmatig is.

De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een onrechtmatige gevaarlijke situatie. Hierbij vindt de rechtbank het een belangrijk gegeven dat meneer midden in de zomer door het centrum van Rotterdam loopt. In die situatie moet een voetganger simpelweg bedacht zijn op bijvoorbeeld paaltjes en plantenbakken langs en op het voetpad, en ook parasols en de bijbehorende parasolvoeten rond een terras. De rechtbank acht gezichtspunt 3 dus erg belangrijk: het was niet waarschijnlijk dat mensen niet opletten op het gevaar. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de parasolvoet niet dezelfde kleur en structuur had als het trottoir. De kans dat iemand de parasolvoet niet zou zien en erover zou struikelen was dus niet zo groot als het slachtoffer betoogde (gezichtspunt 1). Dat het voor de caféhouder makkelijk was om veiligheidsmaatregelen te treffen, zoals het markeren van de parasolvoet (gezichtspunt 4), heeft voor de rechtbank geen doorslaggevende betekenis meer.

Uiteindelijk komt de rechtbank met hun afweging van de gezichtspunten tot het oordeel dat het door de parasolvoet gecreëerde gevaar niet onrechtmatig is, en het café dus niet aansprakelijk is voor de schade van de meneer.

Gebrekkige roerende zaak

Net zoals bij een opstal, is ook de bezitter van een roerende zaak aansprakelijk als deze zaak een gevaar oplevert en hierdoor schade ontstaat (artikel 6:173 BW). Het moet dan gaan om een ‘roerende zaak’ die een ‘bijzonder gevaar’ op kan leveren. Doet dit gevaar zich voor, dan is de bezitter van de roerende zaak aansprakelijk. Op deze twee punten oordeelt de rechtbank het volgende.

De rechtbank oordeelde dat de parasolvoet niet aan te merken was als een ‘opstal’, omdat er geen sprake was van duurzame vereniging met de grond. Als een zaak niet duurzaam met de grond is verenigd, dan is het een roerende zaak. De parasolvoet is dus aan te merken als een roerende zaak, en valt daarmee onder het bereik van artikel 6:173 BW.

De rechtbank oordeelt dat er echter geen sprake is van een gevaar dat zich heeft verwezenlijkt. Voor dit oordeel verwijst de rechtbank terug naar hetgeen hij heeft geoordeeld over de gevaarzetting. De parasolvoet heeft helemaal geen gevaar in het leven geroepen en een beroep op de gebrekkigheid van de parasolvoet wijst de rechter dan ook af.

Conclusie

In de besproken zaak ging het over een meneer die over een parasolvoet was gevallen toen hij langs een terras van een café liep en hierdoor zijn heup heeft gebroken. Voor de schade die het slachtoffer hierdoor heeft geleden spreekt hij de eigenaar van het café aan. Het slachtoffer voert hiervoor drie verschillende gronden aan.

Ten eerste artikel 6:174 BW: een gebrekkige opstal. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ‘opstal’, omdat de parasolvoet in kwestie niet ‘duurzaam’ met de grond ‘verenigd’ was. Ten tweede is er ook geen sprake van onrechtmatige gevaarzetting. Aan de hand van de Kelderluik-criteria komt de rechtbank tot het oordeel dat het slachtoffer bedacht moest zijn op het mogelijke gevaar van de parasolvoet. Het café heeft in die zin geen onrechtmatig gevaar in het leven geroepen met de parasolvoet. Ten derde is er ook geen sprake van een gebrekkige roerende zaak. De rechtbank geeft hiervoor dezelfde motivering als voor de gevaarzetting. Het slachtoffer kan het café dan ook niet aanspreken voor de schade die hij heeft geleden.

Klik hier voor de volledige uitspraak

Vragen?

Heeft u vragen of zoekt een advocaat die is gespecialiseerd in aansprakelijkheidsrecht? Neem vrijblijvend contact op.

Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.

Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem

Een foto van een straat met een café waar parasols staan
Menu