Op 31 maart 2021 deed de rechtbank Gelderland uitspraak over de vraag wie aansprakelijk is voor de letselschade van een zesjarig meisje als gevolg van een trap van een paard tegen haar hoofd.
Hoewel de rechtbank uiteindelijk oordeelt dat zowel de moeder van het kind als de bezitter van het paard hoofdelijk aansprakelijk zijn, moet alleen de moeder alle schade vergoeden en niet de bezitter van het paard.
Letsel door het paard
Op 18 september 2016 zijn een moeder en haar dochter op bezoek gegaan bij iemand met een boerderij. In een weiland verderop liepen op dat moment twee paarden, een bruin paard en een wit paard. De paarden hadden elk een andere eigenaar. Dit weiland was door middel van een houten hek, een weiland zonder dieren, nog een houten hek en het perceel van de boerderij gescheiden van die boerderij. Het weiland was niet toegankelijk vanaf de openbare weg.
De eigenaar van het bruine paard is de directeur/ groot aandeelhouder van een besloten vennootschap. Die vennootschap was eigenaar van het witte paard.
Het zesjarig meisje gaat na het eten, met toestemming van haar moeder, samen met het vijfjarige kind van de eigenaar van de boerderij, zonder toezicht de paarden voeren. Eén van de twee paarden trapt haar tegen haar hoofd, waardoor zij ernstig schedel- en hersenletsel oploopt.
De moeder is tegen het risico van aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea. Achmea wil echter geen dekking verlenen want zij acht de moeder niet aansprakelijk. Achmea vindt dat de bezitter van het paard aansprakelijk is. De moeder start namens haar kind een deelgeschilprocedure tegen zich zelf en tegen Achmea.
Deelgeschilprocedure
Na een gerechtelijke procedure komt vast te staan dat de moeder aansprakelijk is jegens haar kind omdat zij te weinig toezicht heeft gehouden en dat zij de schade van het kind moet vergoeden en dat Achmea daarvoor dekking dient te verlenen onder de aansprakelijkheidsverzekering.
De rechter oordeelde dat de eigenaar van het bruine paard niet aansprakelijk is, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat zijn paard het paard was geweest dat de trap had gegeven.
Achmea kan niet berusten in deze uitspraak en zij begint een nieuwe procedure. De moeder was immers een zogeheten deelgeschilprocedure gestart en onder omstandigheden kan een partij proberen om een dergelijke beslissing terug te laten draaien door een ‘gewone’ procedure te beginnen.
Achmea procedeert verder
Achmea vordert bij de rechter dat de moeder niet aansprakelijk is voor de schade die het kind heeft geleden als gevolg van het ongeval. Als de moeder al aansprakelijk is dan vraagt Achmea de rechter om te oordelen dat ook de eigenaar van het bruine paard aansprakelijk is op grond van artikel 6:179 BW (aansprakelijkheid van de bezitter van een dier).
Achmea vraagt de rechtbank ook om te oordelen dat de moeder maar 25% van de schade dient te vergoeden en de eigenaar van het bruine paard 75%.
Verweer
Als verweer heeft de eigenaar van het bruine paard aangevoerd dat artikel 6:179 BW niet van toepassing is op situaties waarin het dier geen deelneemt aan het maatschappelijk verkeer, verkeerstechnisch genoemd “veilig buiten het verkeer tot stilstand is gebracht/gestald”.
Beoordeling
De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de aansprakelijkheid van de moeder opnieuw te beoordelen. Wat Achmea heeft aangevoerd is daarom geen aanleiding om terug te komen op het eerdere oordeel van de rechter over de aansprakelijkheid in de deelgeschilprocedure.
De onderhavige procedure biedt Achmea (die procedeert namens de moeder) echter wel de mogelijkheid om alsnog bewijs te leveren van haar stelling dat één of beide van de eigenaren van de paarden aansprakelijk zijn voor de geleden schade.
De rechtbank oordeelt dat de beperking van artikel 6:179 BW die de eigenaar van het bruine paard in zijn verweer aanvoert niet besloten ligt in dit artikel. Evenmin kan voor deze stelling een argument aan artikel 6:163 BW worden ontleend. In de kern gaat artikel 6:179 BW om het risico dat ligt besloten in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat daarin verscholen zit, hierbij maakt het niet uit waar het dier zich bevindt.
Beoordeling van het bewijs
Partijen zijn het niet eens over het antwoord op de vraag of het gaat over een situatie waarin het gevaar dat in de eigen energie van het paard schuilt en het onberekenbare element daarin tot de schade heeft geleid. De eigenaars van de paarden stellen dat het paard heeft gehandeld als instrument van het slachtoffer, omdat zij volgens de verklaring van het aanwezige vijfjarige kind, door op de flank van het paard te slaan, het paard heeft aangespoord om in beweging te komen. Zij stellen dat deze gedraging van het paard door het slachtoffer is aangestuurd. Achmea/de moeder betwist dit en voert aan dat het trappen van het paard voortkomt uit de eigen energie van het paard.
De rechtbank oordeelt dat dit slaan vergelijkbaar is met de wijze waarop in een manege het paard normaal ook wordt geklopt/geslagen om het paard aan te sporen om in beweging te komen. Een normale reactie van een paard is om te gaan lopen, maar niet om een trap naar achteren te geven. Deze trap kan als een onberekenbaar element worden gekwalificeerd en komt voort uit de eigen energie van het paard. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van de eigenaar van het bruine paard op grond van artikel 6:179 BW is gegeven (het vijfjarige kind had ook verklaard dat hij had gezien dat het bruine paard had getrapt).
Tussenconclusie
De tussenconclusie van de rechtbank is dat zowel de moeder als de eigenaar van het bruine paard beiden aansprakelijk zijn jegens het slachtoffer en in beginsel op hen beiden de verplichting rust om de volledige schade te vergoeden. Op grond van artikel 6:102 BW wordt de schade over hen verdeeld met overeenkomstige toepassing van artikel 6:101 BW (eventueel eigen schuld van het slachtoffer).
Op grond van artikel 6:101 BW moet eerst worden bepaald welke omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen en aan wie deze omstandigheden kunnen worden toegerekend (de causale verdeling). Naar aanleiding van de bijdrage van de verschillende omstandigheden aan het ontstaan van de schade aan de kant van de moeder en van de eigenaar van het bruine paard bepaalt de rechtbank de causaliteit op 75% aan de zijde van de moeder en 25% aan de zijde van de eigenaar van het bruine paard.
Billijkheidscorrectie
Aan de hand van de billijkheidscorrectie moet vervolgens worden nagegaan of een andere verdeling wellicht meer passend is. De ernst van gemaakte fouten en andere omstandigheden van het geval kunnen zorgen voor een andere verdeling van de schade.
De aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard is, anders dan de aansprakelijkheid van de moeder, gebaseerd op risicoaansprakelijkheid. In deze concrete situatie is vast komen te staan dat de eigenaar van het paard niks valt te verwijten.
De rechtbank concludeert dat na toepassing van de billijkheidscorrectie de vergoedingsplicht van de eigenaar van het paard komt te vervallen. De eigenaar van het paard kan namelijk geen verwijt worden gemaakt. Aan de andere kant wist de moeder dat haar kind naar de paarden ging met alle risico’s van dien. Om die reden acht de rechtbank het billijk dat de moeder 100% vergoedingsplichtig is jegens haar kind. Waarvoor zij dekking heeft onder de aansprakelijkheidsverzekering bij Achmea.
Conclusie: bezitter paard hoeft geen schade te vergoeden
De rechtbank wijst alle vorderingen af en veroordeelt Achmea/de moeder in de proceskosten.
Deze uitspraak is vrij bijzonder omdat de bezitter van het paard, die risicoaansprakelijk is, toch geen schade hoeft te vergoeden.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:1562).
Vragen?
Heeft u vragen of zoekt u een letselschade advocaat? Neem vrijblijvend contact op.
Salva Schaderecht is een advocatenkantoor gespecialiseerd in aansprakelijkheid, letselschade en verzekeringsrecht.
Salva Schaderecht | info@salvaschaderecht.nl | 085 800 8080 | Jansbuitensingel 7, 6811 AA Arnhem